Dat concludeert het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) vrijdag op basis van een eigen onderzoek.

Volgens PBL is het voor ongeveer 12 procent van de huurders van corporatiewoningen erg moeilijk om elke maand de huur te betalen en in het eigen levensonderhoud te voorzien. In 2002 ging het nog om 5 procent van de huurders.

Corporaties kunnen volgens het onderzoek maar weinig doen om deze groep te verkleinen, zonder dat de corporaties zelf financiële problemen krijgen.

Als corporaties de huren alleen met de inflatie laten meestijgen en geen extra verhoging doorvoeren, dan slinkt de groep slechts van 12 procent naar 11 procent. Maar ook als de huur wordt bevroren en alleen wordt verhoogd als een nieuwe huurder intrekt, dan vermindert het aandeel huurders met een betaalrisico "niet ingrijpend".

"Als corporaties het aandeel huurders met een betaalrisico terug willen brengen naar het niveau van voor de crisis, ongeveer 8 procent van hun huurders, dan moeten zij zeer drastische maatregelen treffen", aldus het PBL.

"Hierdoor komen de corporaties echter zelf zodanig in de financiële problemen dat ze onrealistische ingrepen zouden moeten doen, zoals veel minder investeren of meer bezit verkopen."

Volgens de onderzoekers zijn er weinig regionale verschillen. Maar Flevoland springt er wel uit. In die provincie wonen relatief veel jongeren met een betaalrisico.

Daar zou het afzien van een huurprijsstijging, meer dan in andere gebieden, kunnen leiden tot een daling van de betaalrisico's.

Huurders hebben in de afgelopen jaren veel aan koopkracht verloren en ook de lonen bleven achter. Ondertussen stegen de huren wel door. Daardoor is de groep met betalingsproblemen in die periode gegroeid.