
Aziatische zeenomaden hebben grotere milt door diepzeeduiken
De Bajau leven al duizend jaar op Aziatische zeeën en komen vooral aan voedsel door onder water te jagen.
De vergrote milt is ontdekt door onder anderen de Deense bioloog Rasmus Nielsen. In het onderzoek, gepubliceerd in het wetenschapsblad Cell, wordt de genetische opbouw van het Bajau-volk vergeleken met die van het Saluan-volk. De Saluan leven op het vasteland van Indonesië en hebben weinig tot niet te maken met de zee.
De Bajau zijn een nomadevolk dat in huizen op palen boven de zeeën bij Indonesië leeft. Ze leven als jagers en verzamelaars die voedsel en bouwmaterialen uit de zee halen. Hierdoor brengen de Bajau meer dan zestig procent van hun "werkdag" onder water door, schrijft Nielsen.
Duiken doen de Bajau zonder enige apparatuur. Ze gebruiken hooguit een duikbril, gewicht om diep te blijven en een speer of harpoen. De Bajau staan erom bekend dat ze ontzettend lang hun adem kunnen inhouden en tot zeventig meter diep gaan bij het duiken, schrijft Nielsen.
De onderzoeker concludeert dat de Bajau door duizend jaar diepzeejagen een grotere milt hebben ontwikkeld.
Bloedsomloop
De milt is belangrijk bij het duiken. Wanneer een mens zijn adem inhoudt en zich onderwater begeeft, gaat het hart langzamer kloppen, vernauwen de bloedvaten en trekt de milt samen. Doordat de milt samentrekt verspreiden zich meer rode bloedcellen met zuurstof door het lichaam.
De grotere milt van de Bajau geeft hen daarom een voordeel bij het duiken. Zo kunnen ze diep onderwater toch nog genoeg zuurstof in de bloedsomloop houden.
