Het gaat om de overblijfselen van 145 lichamen in verschillende grafkamers die zijn aangetroffen in de buurt van de badplaats Asjkelon.

De kruiken en wapens waarmee de overledenen zijn begraven, wijzen erop dat het Filistijnen waren, leden van een zeevarend volk dat wordt beschreven in het Oude Testament.

Dat meldt de Leon Levy Expedition, een team van archeologen van de Universiteit van Harvard.

De overblijfselen in de graven dateren van ongeveer 1000 jaar voor Christus. Rond die tijd vestigden de Filistijnen zich volgens de Bijbel langs de kust van het huidige Israël. De lichamen bevinden zich op drie meter diepte. Bij de menselijke resten zijn niet alleen kruiken en wapens gevonden, maar ook juwelen en parfums. 

Over de afkomst van het Filistijnse volk is weinig bekend. De wetenschappers zijn bezig om DNA-materiaal te verzamelen op de begraafplaats in de hoop dat ze daarmee kunnen achterhalen aan welke andere volken de Filistijnen verwant waren.   

In de Bijbel worden de Filistijnen beschreven als een wreed volk dat een felle strijd voerde tegen de oorspronkelijke bewoners van Israël. In het verleden zijn al veel kruiken en andere gebruiksvoorwerpen van het volk opgegraven, maar nauwelijks lichamelijke resten.

"Na decennia lang te hebben bestudeerd wat de Filistijnen hebben achtergelaten, staan we nu oog in oog met de mensen zelf", verklaart hoofonderzoeker Daniël Master op BBC News.

De resten van de Filistijnse begraafplaats werden al in 2013 aangetroffen, maar de ontdekking is drie jaar lang geheim gehouden om protesten te voorkomen. Sommige orthodoxe Joden zijn tegen archeologische opgravingen in Israël, omdat bij dit soort werkzaamheden mogelijk de lichamen van hun voorouders kunnen worden aangetast.