
'Oorlogsverzet in Nederland was veel wijder verspreid'
In de grote geschiedschrijving die Loe de Jong maakte over de bezettingsjaren, ging hij uit van georganiseerd fulltime verzet.
"Maar hoe meer je erover leest, hoe meer je er achter komt dat veel mensen iets deden in het verzet naast hun gewone baan", stelt directeur Marjan Schwegman van het NIOD, het Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocide-studies, in de Volkskrant. "Je kunt niet zeggen dat die mensen geen deel uitmaakten van het verzet."
Schwegman neemt volgende week afscheid van het NIOD. Zij stelt in haar afscheidsrede dat meedoen aan het verzet voor veel Nederlanders deel uitmaakte van hun dagelijkse leven.
Geen verwijten
Ze boden hulp aan bijvoorbeeld onderduikers waar mogelijk. "Van de bakker die extra brood afleverde op een onderduikadres kun je zeggen dat hij weinig risico liep, maar om te begrijpen hoe het verzet werkte, heb je die bakker wel nodig", aldus de NIOD-directeur.
Ze maakt Loe de Jong overigens geen verwijten. "Hij keek anders dan ik en dat is begrijpelijk. Hij moest ergens beginnen. Nu is de tijd rijp voor een nieuwe blik", bepleit ze. "Veel verzorgend werk, bezigheden die je in eerste instantie van vrouwen verwacht, werd in het verzet ook gedaan door mannen. Bij het redden van joodse kinderen uit de crèche tegenover de Hollandse Schouwburg waren mannen betrokken."
Andere vragen
Dat soort informatie roept nieuwe vragen op, die Loe de Jong zichzelf tijdens zijn grote onderzoek niet gesteld heeft. "En andere vragen geven andere onderzoeksresultaten. In het verzet gaan vereiste niet altijd de grote stap die je zou verwachten."
Zo had de Amsterdamse verzetsheld Gerrit Jan van der Veen in het begin helemaal geen spectaculair verzetsleven. "Pas na de overval op het bevolkingsregister in 1943 werd hij tot een opgejaagd bestaan gedwongen. Als je ziet hoe het allemaal is begonnen, dan kun je je dat beter voorstellen."