
Traditionele volken herbergen mogelijk superprobiotica
Dat schrijven Amerikaanse en Peruaanse onderzoekers in de nieuwste editie van Nature Communications.
Leden van de zogeheten Matsé-stam in Peru eten vooral boomwortels, vis en vlees van alligators en andere dieren. Ze leven bovendien veel meer in contact met hun omgeving dan wij, en ook dan traditionele boeren in hun omgeving.
Uit de analyse van de poep van de jagers-verzamelaars en boeren bleek dat zij bacteriesoorten bij zich dragen die de stadsmens niet meer heeft. Deze Treponema-bacteriën werden eerder ook aangetroffen bij Afrikaanse jagers-verzamelaars en bij andere traditionele volken.
Ook bleek dat jagers-verzamelaars een diversere darmflora hadden dan de boeren en dan westerlingen.
Minder kanker
Of deze verschillen de jagers-verzamelaars gezonder maken, is niet aangetoond. Ze krijgen veel minder kanker, hart- en vaatziekten, darmontstekingen en allergieën dan andere bevolkingsgroepen, maar dat kan ook door andere factoren zoals beweging en roken komen.
Het is ook niet duidelijk of de Treponema-bacteriën afkomstig zijn uit de omgeving, via voeding of dat moderne mensen ze bijvoorbeeld niet meer hebben door antibioticagebruik. Vervolgonderzoek moet uitwijzen of deze bacteriestammen potentie hebben als superprobiotica, ter preventie of behandeling van moderne ziektes.
Een andere, pas verschenen studie wees een mogelijke verklaring aan voor de hogere diversiteit bij jagers-verzamelaars: de aanwezigheid van amoebes. Dat zijn eencellige parasieten die sommige darmbacteriën eten en andere juist met rust laten en het immuunsysteem prikkelen. Deze 'populatiemanagers' zouden gezonde of juist ongezonde effecten kunnen hebben.