Dat melden onderzoekers van onder meer de Radboudumc deze week in Nature Communications. 

De laatste jaren is er veel bekend geworden over de bacteriën in onze darmen, maar van virussen komen er veel meer voor: naar schatting komen er van bacterievirussen, ook wel bacteriofagen genoemd, tien keer meer voor in en op ons lichaam dan bacteriën.

Deze virussen zijn gespecialiseerd in het besmetten van bacteriën en richten zich dus niet op menselijke cellen. Wanneer ze een bacterie besmetten, kunnen ze zich met behulp van de machinerie van die gastheer voortplanten.

Vervolgens kunnen ze die gastheer doden, of in leven houden. Er zijn aanwijzingen dat de bacterievirussen op deze manier ons immuunsysteem assisteren door bacteriën te doden die te dominant worden in de darmen.

Virussen echter zijn veel moeilijker te bestuderen dan bacteriën. Vandaar dat het kon gebeuren dat een veelvoorkomend virus tot nu toe over het hoofd werd gezien. De Nijmegenaren hebben het nog niet eens onder de microscoop bekeken, maar alleen zijn genetisch materiaal in kaart gebracht.

Dat deden ze door al het genetisch materiaal afkomstig uit poep van menselijke vrijwilligers in kaart te brengen – dus ook van de aanwezige bacteriën. Van stukjes dna die ze niet konden toewijzen aan bacteriën "bouwden" ze het genetisch materiaal van deze bacteriofaag, die ze CrAssphage noemden.

In totaal bleek bijna twee procent van dit dna afkomstig van CrAssphage, zes keer meer dan dat van alle andere bacterievirussen bij elkaar. Wat de specifieke rol van dit virus in de darm is, is nog niet bekend.