'Grote ogen werden Neanderthalers fataal'
De oogkassen van Neanderthalers waren gemiddeld 6 millimeter groter dan bij moderne mensen.
Waarschijnlijk was een groot deel van hun hersenen belast met het aansturen van deze grote ogen, waarmee ze ook in het donker relatief goed konden zien.
Daardoor ontbrak het de oermensen mogelijk aan hersenscapaciteit om een sociaal netwerk op te zetten en de warme kleding te maken die nodig was om de IJstijd te overleven die Europa tegen het einde van hun bestaan teisterde.
Hogere denkprocessen
Dat schrijven onderzoekers van de Universiteit van Oxford in het wetenschappelijk tijdschrift Proceedings of the Royal Society B. De wetenschappers vergeleken bij hun onderzoek de oogkassen in 13 Neanderthalerschedels met de oogkassen in de schedels van 32 Homo sapiens. Ze verkenden een relatief onbekende theorie over het uitsterven van Neanderthalers.
De voorouders van de oermensen zouden zich volgens deze hypothese na hun vertrek uit Afrika evolutionair hebben aangepast aan de lange, donkere nachten in Europa. De visuele gebieden in hun hersenen groeiden daardoor ten koste van andere hersendelen.
Moderne mensen bleven langer in Afrika en hadden daardoor waarschijnlijk geen beter zicht het donker nodig, waardoor er meer ruimte in hun brein overbleef voor hogere denkprocessen.
Sociale relaties
Het gemeten verschil van 6 millimeter tussen de oogkassen van moderne mensen en Neanderthalers ondersteunt die theorie volgens onderzoeker Chris Stringer.
"We leiden uit het onderzoek af dat Neanderthalers een relatief klein hersengebied voor cognitief denken hadden", verklaart Stringer op BBC News. "Dit beperkte hen, bijvoorbeeld in hun vermogen om grotere groepen te vormen, je hebt namelijk een groter brein nodig om extra sociale relaties te onderhouden."
Innovatie
De beperkte hersencapaciteit voor hogere denkprocessen belemmerde mogelijk ook innovatie. Volgens Stringer zijn er sterke aanwijzingen dat moderne mensen beter in staat waren om zich met kleding te wapenen tegen de kou dan Neanderthalers.
"Al deze dingen samen gaven Homo sapiens een voordeel ten opzichte van Neanderthalers", aldus Stringer. "Het betekende misschien het verschil tussen uitsterven en overleven."