Arbeidsdeelname van vrouwen loopt licht terug
Dit maakt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dinsdag bekend.
Sinds 2014 is de arbeidsparticipatie iets teruggelopen, het percentage ligt al drie kwartalen onder de 65 procent. In 2013 was 65,4 procent van de vrouwen tussen de 15 en 65 jaar actief op de arbeidsmarkt. In 1998 lag dit percentage nog op 52,5 procent.
Deze lichte daling komt onder andere doordat er meer vrouwen de arbeidsmarkt verlieten dan er toetraden. In het derde kwartaal komen schoolverlaters op de arbeidsmarkt, hierdoor stromen er vaak meer mensen in dan uit.
Niet actief
Ruim acht op de tien vrouwen die in het derde kwartaal van 2014 niet actief waren op de arbeidsmarkt, wilden ook geen betaalde baan hebben. De opleiding of studie wordt het meest genoemd als reden.
Steeds meer vrouwen noemen ziekte of arbeidsongeschiktheid als reden om niet te werken. Het CBS acht het mogelijk dat dit verband houdt met de afname van het aantal vrouwen dat vanwege pensioen of hoge leeftijd geen baan ambieert.
Onder mannen nam de arbeidsdeelname nauwelijks toe. In 2013 lag dit op 78,7 procent. Tegenover honderd werkende mannen stonden er in 1998 66 werkzame vrouwen. In 2013 is dit aantal met zestien gestegen naar 82 vrouwen.
Deeltijdbaan
Vrouwen werken minder uren per week. Gemiddeld lag dit in 2013 voor vrouwen op 28,5 uur, tegenover bijna 39 uur voor de mannen. De reden hiervoor is dat er meer vrouwen kiezen voor een deeltijdbaan.
80 procent van de mannen werkte meer dan 35 uur per week, terwijl dit voor een kleine 30 procent van de vrouwen het geval was. Mannen (36 procent) maken ook meer overuren dan vrouwen (28 procent).
Vrouwelijke ondernemers
Er komen steeds meer vrouwelijke ondernemers. In 2014 zijn het er 376.000, meestal zonder personeel. Vaak zijn dit hoogopgeleide vrouwen en betrekkelijk veel van hen hebben kinderen.
Vrijheid en flexibiliteit worden als redenen genoemd waarvoor zij voor zichzelf zijn begonnen. Het inkomen van vrouwelijke ondernemers is lager dan dat van mannen. Dit komt onder andere doordat ze in minder goed betalende sectoren werken, minder uren in hun onderneming steken en minder vaak personeel in dienst hebben.