
Interview Bombardement op Rotterdam: De donderslag bij heldere hemel
Donderdag was het precies 75 jaar geleden dat Rotterdam werd gebombardeerd.
Binnen het gezin van Romer was er weinig te merken van de Tweede Wereldoorlog in de omringende landen. "In de krant stonden wel eens berichten over wat je moest doen wanneer er een inval was. Er waren schuilkelders gebouwd en hier en daar lagen ook zandzakken. Maar over die berichten werd een beetje lacherig gedaan. Het luchtalarm bij naderende vliegtuigen werd veelal genegeerd."
"Ons gezin was anti-oorlog. In het warenhuis mocht ik geen speelgoed soldaatjes kopen, enkel indianen en cowboys."
Nederland had tot begin mei 1940 al tijden geen oorlog meer gekend. Bij conflicten nam Nederland altijd een neutrale rol in.
De dan negenjarige Romer vindt het dan ook eigenlijk best spannend als de Duitsers op 10 mei Nederland binnenvallen. "Bij een wandeltocht door de stad, kwam ik plotseling Nederlandse soldaten tegen, die van boom naar boom slopen.'
"De crisis van de jaren dertig was voelbaar in Rotterdam. Veel vaders waren lang van huis om te werken voor de Nederlandse Heidemaatschappij. Zo ook mijn vader, die toevallig op de tiende was teruggekeerd bij het gezin."
Plots kwamen we groepen mensen tegen, rennend.
"Vader was de veertiende mei boodschappen aan het doen bij de kruidenier. Tot het luchtalarm klonk en niet veel later de eerste dreunen in Rotterdam te horen waren." De jonge Romer was thuis met een buurjongen aan het spelen. Plots was daar de oorlog voor de negenjarige jongen, letterlijk als donderslag bij heldere hemel. "Mijn moeder, de buurjongen en ik gingen de kelder in. Vader was nog niet thuisgekomen."
De bommen bleven een kwartier lang op Rotterdam vallen. Vader was tijdens het vallen van de bommen van de kruidenier naar zijn gezin gerend. Toen de doffe inslagen ophielden, kwamen Romer, zijn buurjongen, moeder en vader uit de kelder. Zijn ouders probeerden Romer nog het gevoel te geven alsof er niet veel aan de hand was.
"De buurjongen ging terug naar zijn ouders. Tussen mijn ouders in liepen we de stad uit. Het moest een gewone wandeling lijken. Maar de nabije groentewinkel stond in de brand en we zagen al een paar kapotte huizen."
Het gezin had zonder spullen huis en haard verlaten. Het was voor hen niet duidelijk wat er nu precies gebeurd was, enkel dat er bommen gevallen waren. "Plots kwamen we groepen mensen tegen, rennend. Ze hadden allerlei spullen bij zich, zelfs iemand met een vogelkooi." Door de angstige groep uit de binnenstad zette de familie Romer het ook op een lopen. De stad uit.
"Boven de stad hing zwarte en gele rook, wat later overging in een grote rode gloed. We liepen via mijn grootouders en kwamen uiteindelijk terecht op een boerderij, waar we de nacht zouden doorbrengen. Al snel kwamen er vrachtwagens aan met beddengoed en voedsel. Ik ga er maar vanuit dat die spullen niet gestolen waren."
Plots was het oorlog voor de negenjarige jongen. "Het overvalt je. Als jongetje word je ineens volwassen." Tienduizenden Rotterdammers raakten dakloos. Naar schatting vielen er tussen de 650 en 900 doden. "Precieze cijfers zijn er nooit gekomen. Wat ik gek vind. Ik geloof dat de cijfers van de doden nog veel hoger ligt. Het was crisis. Rotterdam kende veel daklozen en ontheemden. Die mensen waren slecht ter been, vaak dronken. Ik denk dat veel van hen in de nauwe binnenstad niet tijdig hebben kunnen wegkomen."
Maar van die niet geregistreerde mensen zou dan ook niet veel teruggevonden zijn. "De volgende dag ging ik met mijn vader terug naar de stad. We mochten er niet in en werden weggestuurd. Uiteindelijk wisten we toch, 'op eigen risico' de stad te betreden. Dode mensen waren weggehaald, maar dode karkassen van paarden en honden lagen nog tussen de ruïnes, waar soms nog een brand woedde."
De hoge temperaturen van de brand hadden ervoor gezorgd dat niets meer in zijn oude vorm was. "Ons huis stond er niet meer, in de wasmand vonden we de zondagse jurk van mijn moeder, maar die viel in stof uiteen. Je moet je bedenken: Als zelfs bakstenen, beton en staal de temperatuur niet overleefd had, wat dan wel?"
Voor vertier ging je de straat op, maar die straten bestonden niet meer.
"Vroeger ging je voor vertier de straat op, maar die straten bestonden niet meer. De stad waar mijn ouders en ik zo aan verknocht waren, was een van de grootste Nederlandse oorlogsslachtoffers geworden."
De familie heeft dat slachtoffer nooit alleen gelaten. "We hebben de stad nooit verlaten. We kwamen na het bombardement terecht in een woning aan de rand van het gebombardeerde stadshart. Er was een bordje bijgezet: onbewoonbaar. Maar de stad was kapot, vernietigd, er waren geen huizen meer. "Veel mensen verlieten Rotterdam. Wij gingen in dat krot zitten. Je weet wel, met zo’n houten plattelandsplee."
De Rotterdammers staken de handen uit de mouwen en al snel kwamen de eerste noodwoningen in Rotterdam. "Je wordt zo snel volwassen en geprogrammeerd om vooruit te denken. Een woning zoeken, geld verdienen en een goede functie krijgen."
De oorlog heeft Romer zwaar getroffen, in de hongerwinter trof Romer's moeder zijn oom aangevreten door de ratten aan. Ook een grootvader stierf van de honger. "Iedereen had honger." Zijn vader was afgevoerd naar Duitsland om te werken en het gezin stond er alleen voor.
Maar het gezin doorstond de oorlog. Zijn vader keerde terug en een tweede zoon zag in 1944 het levenslicht. 75 jaar later woont de Rotterdammer nog steeds in zijn stad. "Een Rotterdammer die de oorlog heeft overleefd, die kan wel wat hebben", zegt hij ironisch.