Syrische burgeroorlog blijft fel en complex
Hoeveel mensenlevens de Syrische burgeroorlog inmiddels heeft gekost weet niemand exact. De enige organisatie die via een netwerk in het land een poging doet het bij te houden is het Syrische Observatorium voor de Mensenrechten, een groep Syrische activisten in Londen. Zij schatten het aantal doden op 170.000.
Eind juli vielen volgens het Observatorium zelfs 1.700 doden in één week, waarmee het de dodelijkste week van het conflict tot nog toe was.
De cijfers zijn niet te controleren, maar het is wel duidelijk dat de oorlog niet op een laag pitje staat. Een ander cijfer dat begin augustus naar buiten kwam is wel betrouwbaar: 894, het aantal Syrische vluchtelingen dat in juni asiel aanvroeg in Nederland. Daarmee vormen Syriërs nu veruit de grootste groep asielzoekers in ons land, aldus de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).
De Syriërs die hier in speciaal bijgebouwde noodpaviljoens op asielzoekerscentra terechtkomen, vormen maar een fractie van het totaal. Meer dan 3 miljoen Syriërs zijn hun land ontvlucht. Nog eens 6,5 miljoen Syriërs zijn op de vlucht binnen de landsgrenzen.
Alleen al in het kleine Libanon worden meer dan een miljoen Syrische vluchtelingen opgevangen. Daarmee is de bevolking in korte tijd met een kwart toegenomen, wat een ongekende druk legt op alle denkbare voorzieningen, van woonruimte tot drinkwater.
'We zijn verloren'
De vluchtelingen zelf hebben nauwelijks mogelijkheden om voor zichzelf te zorgen en zijn afhankelijk van hulp van de VN. Neem de 68-jarige Mahmoud Jaber, een van de 18 vluchtelingen die onlangs hun verhaal deden in een serie van The Washington Post.
De Palestijn is heel wat gewend, want hij is al sinds zijn derde levensjaar vluchteling. Zijn familie vluchtte in 1948 vanuit wat toen nog Palestina heette naar Syrië. Sindsdien verhuisde hij van kamp naar kamp. Het laatste was Yarmouk, de Palestijnse vluchtelingenwijk van Damascus. Die is vrijwel met de grond gelijkgemaakt door het oorlogsgeweld.
Nu zit Jaber met zijn familie in Libanon en kan hij niet wachten om terug te gaan. ''Als het rustig is zou ik veel liever daar wonen dan hier, ook al is het in een tent." Zijn spaargeld is op en hij kan niks in Libanon. ''In Syrië mogen we een huis bezitten en werken. Hier zijn we verloren."
Gevechten in Libanon
Libanon biedt de Syriërs weinig mogelijkheden, maar het is er in elk geval veiliger dan in hun eigen land. Maar hoe lang nog? Het kleine buurland raakt steeds meer betrokken bij het conflict.
In zekere zin was het dat al, want strijders van de Libanese organisatie Hezbollah zijn de grens overgestoken om voor hun beschermheer Assad te vechten. Maar vorige week werd ineens ook in Libanon zelf gevochten en dat is nieuw.
Een groep van enkele duizenden strijders van de groepering Islamitische Staat (IS, voorheen bekend als ISIS of ISIL) viel de Libanese grensplaats Arsal binnen. Dat deden ze vermoedelijk om uit te wijken, nadat ze uit plaatsen aan de Syrische kant van de grens waren verdreven door het Syrische leger en Hezbollah.
Een week van felle gevechten tussen de militanten en het Libanese leger volgde, met tientallen doden als gevolg. Op 7 augustus trokken de rebellen zich terug uit Arsal.
Onwinbare oorlog
De burgeroorlog is er al met al niet overzichtelijker op geworden. Syriëkenner Christopher Phillips van het Britse instituut Chatham House omschrijft de ingewikkelde strijd als 'vierfrontenoorlog'. Front nummer één is de strijd die in 2011 losbarstte tussen de troepen van president Bashar al-Assad en de 'mainstream' rebellen, vooral die van het Vrije Syrische Leger.
Met de opkomst van Islamitische Staat zijn drie andere grote fronten ontstaan: IS vecht namelijk tegen de regering, maar ook tegen andere rebellengroeperingen én tegen Koerdische milities in het noorden van het land.
Geen enkele partij stevent momenteel af op een echte overwinning, constateert Phillips. Hij denkt dat Assad misschien wel in staat zal zijn om Aleppo, de grootste stad van het land, te heroveren op de rebellen. Dat lukte eerder immers ook met de oude stad Homs.
Assad zal onder toenemende druk komen te staan om de strijd aan te binden met de Islamitische Staat. De vraag is echter of hij daar de middelen voor heeft. Tot nog toe focust het Syrische leger - met succues - op de meer gematigde rebellen en laat Assad de meest radicale jihadisten juist ongemoeid.
Rebellen die onderling slaags raken spelen hem immers in de kaart. Bovendien is het geweld van de soennitische IS-rebellen, dat ze zelf uitgebreid tentoonspreiden op sociale media, zo extreem dat zelfs de Syrische president er bijna als een redelijk man tegen afsteekt.
Grenzen
De IS-rebellen behaalden hun grote successen de afgelopen tijd overigens niet in Syrië, maar in Irak, waar ze de grote stad Mosul innamen. Van grenzen trekken ze zich niet veel aan: het uiteindelijke doel van de jihadisten is de stichting van een kalifaat, een uiterst puriteinse islamstaat, die zich over een groot deel van het Midden-Oosten uitstrekt.
Het is onduidelijk hoe groot de organisatie precies is, maar schattingen lopen uiteen van zeven- tot twintigduizend strijders. En er is nog altijd aanwas van jihadisten uit het buitenland.
De gewapende oppositie in Syrië bestaat inmiddels voor een groot deel uit religieuze groepen, van gematigd tot zeer radicaal. Het seculiere Vrije Syrische Leger bestaat nog wel, maar is aan alle kanten voorbijgestreefd.
Er wordt niet meer gepraat
De versplintering en radicalisering van de rebellen maakt het vrijwel onmogelijk om een vredesproces op gang te krijgen. De conferentie die begin dit jaar plaatsvond in het Zwitserse Genève leverde niets op en sindsdien wordt er niet meer gepraat.
Het idee was om later dit jaar een nieuwe gespreksronde te houden, maar daar is het nog altijd niet van gekomen. Een grote handicap was sowieso dat belangrijke spelers ontbraken aan de onderhandelingstafel. De jihadisten van IS en al-Nusra, maar ook regionale grootmacht Iran praatten niet mee.
Assad heeft zichzelf in de tussentijd een nieuw mandaat aangemeten. Hij won in juni met overmacht de presidentsverkiezingen, wat volgens het Westen en de Syrische oppositie bij voorbaat al vaststond.
De Syrische president gaf er wel een duidelijk signaal mee af: hij vertrouwt erop dat hij de oorlog in zijn voordeel kan beslechten en is absoluut niet van plan zijn macht op te geven.