
Trouw Wie zijn de componisten in de Concertgebouwcartouches?
Dit artikel is afkomstig uit Trouw. Elke dag verschijnt een selectie van de beste artikelen uit de kranten en tijdschriften op NU.nl. Daar lees je hier meer over.
Het is een geweldig leuk idee van het Concertgebouworkest en honorair gastdirigent Iván Fischer. Deze dagen laten ze muziek horen van de zeventien componisten die vereeuwigd zijn op de cartouches, de groene naamschilden op de balkonranden van het Concertgebouw. Je naam in gouden letters op een cartouche in die tempel van de hoge muziekkunst, het is zo'n beetje de ultieme eer voor een toonkunstenaar.
Het was Antonín Dvorák die als laatste een plekje kreeg in een cartouche op de balkonrand. Vanaf het podium staat zijn naam rechts in de kromming van de balkonrand. Die laatste cartouche werd in 1954 toegevoegd, ter gelegenheid van de vijftigste sterfdag van Dvorák. Twee jaar daarvoor werd in de kromming links de nog levende Igor Strawinsky (zo spelde men zijn naam destijds) bijgeschreven. De componist stuurde aan het bestuur van het Concertgebouworkest een aandoenlijk bedankbriefje, dat hij tussen al die grootheden mocht hangen.
Even voor de duidelijkheid, het gaat hier om de componisten op de balkonranden. Net onder het plafond van het Concertgebouw is een andere reeks cartouches te zien, de zogeheten eregalerij. Die begint aan de ene kant van het orgel met Bach, aan de andere kant met Händel. In tegenstelling tot de strakke cartouches eronder zien deze er meer barok uit, met zwierige versieringen aan de zijkanten en erboven. Die namen werden al aangebracht in de jaren na de opening in 1888. Op de balkonranden eronder werden de namen later toegevoegd, en er werd ook soms gewisseld van schild. Zo zou Richard Strauss niet erg tevreden zijn geweest met de hem toebedeelde plek, waarop zijn naam een opvallender cartouche kreeg.
Als we op de balkonranden van de Strawinsky-kromming met de klok mee de namen langs gaan dan komen we de volgende componisten tegen in de spelling die toen gangbaar was: Pijper, Ravel, Reger, Wagenaar, Tschaikowsky, Zweers, Bruckner, Mahler, Franck, Diepenbrock, Debussy, Dopper, Rich. Strauss, Röntgen, Bartók en Dvorák. Zeventien stuks dus, en allemaal zijn ze deze dagen met een korte compositie te horen in een uniek concert.
Buiten de boot
Het is met dit soort verzamelingen van namen vaak zo dat je allereerst gaat checken wie er allemaal een plaatsje hebben gekregen, maar dat je vervolgens gaat nadenken waarom sommige namen buiten de boot zijn gevallen. En er ontbreken namelijk nogal wat belangrijke personen.
Rachmaninov bijvoorbeeld, of zijn landgenoten Prokofjev en Sjostakovitsj. Sibelius is een hele serieuze omissie. Barokgiganten Vivaldi, Telemann, Purcell en Rameau ontbreken, net als de populaire romantici Paganini, Johann Strauss, Grieg en Saint-Saëns. Die laatste twee kregen overigens wel een schildje in de Kleine Zaal van het Concertgebouw.
Er zijn ook namen die zowel in de Grote als de Kleine zaal geëerd worden. Dat zijn de echte reuzen: Beethoven, Mozart, Haydn, Schubert, Mendelssohn, Schumann, Brahms en - heel bijzonder - Rubinstein. Bij de naam Rubinstein denken veel liefhebbers in eerste instantie waarschijnlijk aan pianist Arthur Rubinstein, en niet aan de Russische componist Anton die hier bedoeld wordt. Diens muziek is totaal vergeten nu.

Stel dat het Concertgebouw nu een enquête zou houden over wie er volgens de huidige generatie muziekliefhebbers toegevoegd zouden moeten worden. Er zijn naast Dvorák en Strawinsky nog twee plekjes vrij. Zijn dat dan Ludovico Einaudi, Simeon ten Holt, Louis Andriessen, Philip Glass, John Adams, John Williams, Sofia Goebaidoelina of Kaija Saariaho?
Bij die laatste twee namen komt een andere ongemakkelijkheid bovendrijven: de huidige namen op de cartouches zijn allemaal van witte mannen. Al zou je met een beetje vals spelen bij de cartouche van Schumann ook de voornaam Clara kunnen bedenken. In die gedachtegang zou je dan ook kunnen smokkelen met (Fanny) Mendelssohn en (Alma) Mahler. Maar Clara, Fanny en Alma weten wel beter, ook bij leven stonden ze al in de schaduw van Robert, Felix en Gustav.
Rijksmonument
Het Rijksmuseum schuin aan de overkant van het Museumplein is al tijden bezig met het diverser en inclusiever maken van het instituut. Dat kan via het aanpassen van toelichtingen bij de schilderijen, of door vrouwelijke schilders eindelijk in de Eregalerij op te nemen. Aan het interieur van het Concertgebouw mag echter bijna niets veranderd worden, het is immers een rijksmonument. En dus blijft alles zoals het is. Je kunt alleen de muziek die er tot klinken komt inclusiever en diverser maken. De namen in de cartouches zijn slechts een afspiegeling van de tijdgeest, het geheel van namen is een keuze van toen. Geschiedenis dus.
Bij die geschiedenis hoorde ook de donkere periode van de Duitse bezetting. De nazi's verordonneerden dat de cartouches van de joodse componisten Mendelssohn, Rubinstein en Mahler vervangen moesten worden door echte Germanen. De directie talmde met succes, en kreeg voor elkaar dat de namen afgedekt werden.
Heel toevallig is zaterdag in de NTR ZaterdagMatinee muziek van nog zo'n onbekende cartouche-grootheid in het Concertgebouw te horen. Het Radio Filharmonisch Orkest en het Groot Omroepkoor voeren dan onder leiding van Aapo Häkkinen de Mis opus 20 van Johannes Verhulst uit. De cartouche van Verhulst is niet te vinden op balkonranden, maar een verdieping hoger in de eregalerij. Daar staat de Nederlander fier tussen zijn vriend Robert Schumann en zijn Deense tijdgenoot Niels Gade in. De enige componist wiens volledige voornaam in het cartouche voorkomt. De Duitse Strauss moest genoegen nemen met slechts een deel van zijn voornaam (Rich.), en dat alleen maar om hem te onderscheiden van de Weense walsfamilie Strauss.
Ga gratis verder
Log in of registreer gratis op NU.nl en krijg toegang tot extra artikelen