
de Volkskrant Waarom zijn dierentellingen zo lastig?
Dit artikel is afkomstig uit de Volkskrant. Elke dag verschijnt een selectie van de beste artikelen uit de kranten en tijdschriften op NU.nl. Daar lees je hier meer over.
Hoera. 'Aantal giraffen neemt toe, wetenschappers hoopvol', was vorig jaar het nieuws. Nog meer moois voor de natuurliefhebber: 'Aantal wolven is met 17 duizend dieren door heel Europa toegenomen.' Helaas is er ook (vaker zelfs) de schaduwzijde: 'Wereldwijde omvang van populaties gewervelde dieren afgelopen vijftig jaar afgenomen met 69 procent', volgens het Living Planet Report van het Wereld Natuur Fonds (WNF) vorig jaar. En: 'Aantal zeehonden in Waddenzee flink afgenomen, oorzaak nog onduidelijk', aldus Nu.nl.
Nog eentje dan, om in asgrauwe februaristemming te blijven: 'Aantal ijsberen in Canada daalt steeds sneller door opwarming poolgebied', aldus de berichten. De populatie ijsberen rond Hudson Bay is in de afgelopen vijf jaar met meer dan een kwart gedaald, volgens een rapport dat de Canadese regering liet opstellen over de ijsberen rond Hudson Bay.
Het is nieuws dat met grote regelmaat opduikt in de media, over alle mogelijke diersoorten, van bultruggen tot nachtvlinders. Maar wat zeggen zulke berichten eigenlijk? En: hoe tel je alle dieren?
Dat laatste blijkt zo eenvoudig nog niet, onomstreden evenmin. Wetenschappers en (belangen)organisaties vliegen elkaar nogal eens in de haren als het gaat om de methoden en resultaten. Logisch, want op basis van tellingen worden beschermingsmaatregelen getroffen (of juist niet) en politieke beslissingen genomen.
Neem de ijsberen. Geen zinnig mens zal bij de smeltende ijskappen denken dat het goed met ze gaat. Tellen kan nooit moeilijk zijn: kijk, een ijsbeer - vinkje op een papiertje, aan het einde van de dag alles optellen en klaar. Was het maar zo makkelijk. Maarten Loonen, poolonderzoeker bij de Rijksuniversiteit Groningen: 'Het klinkt simpel, maar ijsberen in sneeuw of op ijs zijn wit op wit. Heel moeilijk te zien vanuit een vliegtuigje dus.'
En zo zijn er meer praktische bezwaren die het zicht op de ijsberenstand belemmeren. Letterlijk, zegt Loonen: 'In het poolgebied is het vaak mistig, dus heb je moeilijk zicht.' Voor een goede blik zou je warmtekijkers kunnen gebruiken, waarmee elke witte beer moeiteloos te onderscheiden moet zijn in de sneeuw. Helaas, zegt Loonen: 'IJsberen zijn zo goed geïsoleerd dat ze geen warmte verliezen. En dus worden ze ook door die kijkers niet opgemerkt.'

Tijdens de laatste telling in Noorwegen, zo'n vijf jaar geleden, was bovendien maar gedurende een maand een vliegtuig beschikbaar voor de onderzoekers. 'Rusland zou meedoen, maar haakte op het laatste moment af. Telvliegtuigjes mochten de grens niet over, want dat wordt dan gezien als een vijandige daad. Door al die complicaties werden de resultaten van die telling behoorlijk vervuild.'
Geteld wordt er desondanks, vanuit vliegtuigjes. Loonen: 'Dan moet je dus strikte afspraken maken over de afstand waarover je kijkt. Anders kun je niets zeggen over de dichtheid van ijsberen in een bepaald gebied, en vanuit een vliegtuig kijk je zomaar een paar kilometer te ver in verhouding tot de vorige telling.'
DNA-analyses
Een andere methode is DNA-analyses doen op uitwerpselen van ijsberen. Dat heeft als voordeel dat je elk individu weet te scheiden en zo dubbeltellingen voorkomt. De methode heeft niet kunnen verhinderen dat in 2015 twijfel rees over een soortgelijk onderzoek naar de pandapopulatie in China. Waar tussen 1998 en 2002 nog 1.596 panda's werden geregistreerd, werden in 2015 1.864 dieren geteld. Een stijging van 16,8 procent.
Mooi nieuws, maar het wetenschappelijk tijdschrift Nature plaatste vraagtekens bij het onderzoek: het doorzochte gebied zou 72 procent groter zijn dan tijdens het eerdere onderzoek. Een ander probleem was dat het DNA-onderzoek (op basis van slijm in de uitwerpselen) een andere uitslag kon geven dan bij de eerder gebruikte telmethode. Zo werden in 2006 met de DNA-methode 66 panda's geteld in een gebied waar tussen 1998 en 2002 nog 27 panda's werden geteld met de traditionele methode.
Het is mogelijk dat Chinese ambtenaren uit politieke motieven de cijfers manipuleren, schreef Nature. 'Het is een evenwichtsoefening: ambtenaren kunnen claimen dat de pandapopulatie door hun toedoen is gestegen, maar het aantal moet ook weer niet zo hoog zijn dat de subsidies worden verminderd', citeerde het blad een onderzoeker.
Op basis van DNA valt wel iets te zeggen over de populatiegrootte, zegt Maarten Loonen in relatie tot de ijsberen: 'Je kunt er de mate van inteelt aan aflezen. Bij relatief veel inteelt is de populatie klein.'
Om de zaak nog wat te compliceren, bestaat er volgens Loonen een groot verschil in gedrag tussen mannetjes- en vrouwtjesijsberen en tussen vrouwtjes onderling. Dat bemoeilijkt het tellen extra: 'Sommige ijsbeervrouwtjes blijven lang in een klein gebied, andere trekken juist over duizenden kilometers. Dat laatste vergroot de kans dat je een dier tweemaal telt.'
Hij wijst op het belang van vakkundige tellers. 'Veel hangt af van individuele kwaliteiten. Ik schat mezelf bijvoorbeeld onvoldoende in staat goed te tellen, het is echt heel moeilijk.'

Wat de ijsberen in Canada betreft, waar vijf jaar geleden nog ruim achthonderd ijsberen werden geteld en afgelopen jaar nog maar ruim zeshonderd: 'We zien ijsberen tegenwoordig vaker op het land in plaats van op ijs. Ze blijken zich aan te passen aan nieuwe omstandigheden. Het gevolg: mensen op het land zeggen nu dat ze meer ijsberen zien, terwijl tellers op het ijs er minder zien.'
Koren op de molen van klimaatontkenners, die in blogs betogen dat de ijsbeer - voor velen icoon van de klimaatverandering - de opwarming van de aarde wel zal overleven. De gangbare wetenschappelijke opvatting is dat de ijsbeer door smeltend ijs in het nauw zal komen. In 2018 concludeerden onderzoekers van het Nederlandse NIOO-KNAW in het tijdschrift BioScience dat tientallen 'klimaatsceptische' bloggers op internet zich daarbij baseren op één Amerikaanse website.
'Er zullen altijd marges blijven'
Loonen wantrouwt de wetenschappelijke cijfers rond de ijsberenstand in het geheel niet. 'Ik ga ervan uit dat we beschikken over de best mogelijke resultaten. Maar er zullen altijd marges blijven tussen resultaten en de werkelijkheid. Die marges zijn statistisch moeilijk te verwerken.'
Er zijn vele manieren om dieren te tellen, de methode hangt sterk af van de diersoort. Satellietbeelden en drones zijn het nieuwste gereedschap voor het tellen van vooral grote dieren vanuit de lucht. In 2015 ontwikkelden wetenschappers van de universiteit van Twente een classificatiesysteem voor satellietbeelden met hoge resolutie, waardoor het mogelijk werd tot op de pixel nauwkeurig dieren te identificeren, in de open savanne van het nationaal park Masai Mara in Kenia. Minpuntje: niet altijd werd de diersoort herkend.
Drie jaar later publiceerde het wetenschappelijk tijdschrift Remote Sensing of Environment nog een innovatie: het combineren van dronevluchten en geautomatiseerde beeldanalyse. Zo konden gnoes, oryxen en andere grote zoogdieren in Afrikaanse natuurreservaten (soms ter grootte van de helft van Zwitserland) op afstand worden gefotografeerd, waarna de beelden werden geanalyseerd door objectherkenningssoftware en geverifieerd door mensen. Sneller en nauwkeuriger dan eerder: per vierkante kilometer werden wel 150 foto's gemaakt, software en algoritmen filterden er struiken en rotsen uit, om verwarring met dieren te voorkomen.

Ook warmtebeeldcamera's behoren tot het nieuwe gereedschap. In combinatie met drones kunnen zo bijvoorbeeld makkelijk reeën worden geteld, ook 's nachts in moeilijk begaanbaar bos, zonder ze al te veel te verstoren. Vanaf een minimale hoogte van 80 meter bleken reeën niet op de vlucht te slaan. 'Slechts 1 procent van de dieren reageerde nerveus', meldde het Duitse onderzoeksinstituut Forschungsanstalt für Waldökologie und Forstwirtschaft Rheinland-Pfalz vorig jaar na experimenten.
Toch bestaan veel tellingen nog uit ouderwets 'handwerk': onderzoekers of vrijwilligers die het veld in gaan en handmatig bijhouden wat ze zien. Broedvogeltellingen (in Nederland verricht door de organisatie Sovon) met een fijnmazige verspreiding over gebieden en territoria komen zo een heel eind in de richting van de werkelijkheid. Ook dassenburchten laten zich relatief eenvoudig in kaart brengen: ze zijn goed te vinden, er valt te zien of ze bewoond zijn, met het ophangen van camera's is het mogelijk de hoeveelheid dieren te tellen.
Reeën, edelherten en wilde zwijnen zijn al lastiger. De officiële tellingen zijn zeer vermoedelijk een onderschatting, omdat de soorten zich lastiger laten zien. Ze zijn schuw en voornamelijk 's nachts actief.

Tellingen van dierenpopulaties zijn dan ook zelden exacte metingen, ook al worden in de berichtgeving soms gedetailleerde aantallen genoemd. Het zijn 'trendtellingen', die niet zozeer absolute aantallen, maar ontwikkelingen van populaties door de jaren heen weergeven. Meestal zijn dat gegevens op basis van regelmatige steekproeven die gedurende langere tijd op steeds dezelfde manier worden gehouden. Die worden dan omgerekend (geëxtrapoleerd) naar landelijke cijfers. De vraag is hoe betrouwbaar of representatief het beeld is dat zo ontstaat.
Altijd op dezelfde manier
'Het sleutelwoord bij trendtellingen is: consistentie', zegt Edgar van der Grift, ecoloog en verbonden aan Wageningen University & Research (WUR). 'Alleen zolang je altijd, en dat jarenlang, op dezelfde manier telt, kun je een goede trendtelling maken. Voor een goed beeld van een trend is dus van belang hoe vaak je telt, waar je telt, of de telgebieden voldoende verspreid zijn over het hele land en dat je bijvoorbeeld niet alleen telt in gebieden waar wordt gejaagd, maar ook daarbuiten.'
Van der Grift kan het weten, want hij is een van de zeven auteurs van het rapport Staat van instandhouding haas en konijn dat zijn onderzoeksinstituut opstelde op verzoek van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Daarin werd op basis van bestaande telgegevens de ontwikkeling van haas en konijn in Nederland geïnventariseerd. Conclusie: het gaat slecht met deze soorten. Het rapport beoordeelde de ontwikkeling van de populaties van beide dieren als 'zeer ongunstig'; deze ontwikkeling heeft er ook toe geleid dat ze op de Rode Lijst van beschermde dieren in Nederland staan, sinds 2020 in de categorie 'gevoelig'. Dat betekent dat ze niet direct bedreigd zijn of op uitsterven staan, maar dat de ontwikkeling van de stand wel zorgwekkend is.
Van der Grift: 'Sinds 1997 neemt de stand van deze dieren per jaar gemiddeld 1 tot 2 procent af. Als je dat extrapoleert over tien jaar heb je een afname van zo'n 10 tot 20 procent. Een rapport uit 2021 laat zien dat de stand van de haas sinds 1950 is afgenomen met 61 procent.'
Het rapport Staat van instandhouding leidde ertoe dat de minister van LNV vorig jaar de jacht op het konijn geheel verbood en die op de haas in de provincies Groningen, Limburg en Utrecht. Dat was tegen het zere been van de Jagersvereniging (voorheen KNJV). De jagers zien iets heel anders: het wemelt van de hazen en konijnen. De vereniging spande vorig najaar een kort geding aan tegen het jachtverbod, maar verloor. Nu loopt een bodemprocedure, die nog veel tijd kan vergen.
Het verschil in waarnemingen tussen wetenschappers en jagers zit geheel in de vraag wat en hoe precies geteld wordt. Het WUR-rapport baseert zich op twee bronnen. De ene zijn (eerder gepubliceerde) tellingen door vogelaars die voor Sovon broedvogels inventariseren. Wanneer die tijdens hun werk op zo'n driehonderd meetpunten door het hele land 'dagactieve zoogdieren' als hazen of konijnen zien, tellen ze die op een gestandaardiseerde wijze mee. De andere bron zijn cijfers van terreinbeheerders die in de duinen op vaste routes de konijnenstand in de gaten houden. statistiekbureau CBS laat daar statistieken op los, zodat de cijfers landelijke geldigheid krijgen.
'Een grote blinde vlek in dit onderzoek'
De jagersvereniging wijst op beperkingen van de Sovon-tellingen waar het om hazen en konijnen gaat. 'Het is een prachtig programma, maar het agrarisch gebied blijft sterk onderbelicht', zegt Evelien Jongepier, teamleider ecologie bij de Jagersvereniging. 'Dat is voor vogelaars minder interessant geworden. Maar daar zitten nu juist de meeste hazen en konijnen. Dat is dus een grote blinde vlek in dit onderzoek.'
Ze erkent dat de haas niet meer zoveel voorkomt als in de jaren vijftig. 'Dat heeft alles te maken met de intensivering van de landbouw en de grootschalige machinale bewerking van het land. Dat is in heel Europa zo, daar moet je realistisch in zijn: het oude niveau van de hazenstand gaan we met een groeiende bevolking en een steeds drukker buitengebied nooit meer bereiken.'
De laatste twintig jaar is volgens Jongepier en de Jagersvereniging de hazenstand echter 'stabiel'. En ruim voldoende, want ook dat is opmerkelijk: jagers van Wildbeheereenheden (WBE's) hebben 's avonds en 's nachts tellingen uitgevoerd met warmtekijkers en zie: 'Ze telden vijf tot tien keer zoveel hazen als de officiële cijfers aangeven.' Logisch, zegt Jongepier: 'Hazen zijn nachtactieve dieren. Overdag drukken ze zich in het veld, dus zie je ze niet. Juist met warmtezichtkijkers kun je dat goed in beeld brengen. Wereldwijd zien we dat dieren vaker 's nachts actief worden, vanwege verstoring overdag. Een afname bij dagtellingen hoeft dus niet te betekenen dat een populatie afneemt.'
Jongepier erkent dat je haar vereniging ervan zou kunnen verdenken de werkelijkheid rooskleuriger voor te spiegelen, om een omstreden hobby te mogen blijven uitoefenen. Maar: 'Ik moet de eerste jager nog tegenkomen die eropuit is een hele populatie uit te roeien. Dat is in niemands belang. Het is bovendien een wettelijke taak van de jacht om een redelijke wildstand te bewaken en te bevorderen waar nodig.'
De pijn van de Jagersvereniging zit in de methodiek van de gangbare tellingen. Zo constateerde de Zoogdiervereniging vorig jaar dat de hazenstand sinds 1997 is afgenomen in Utrecht, waarop de minister besloot de jacht daar te sluiten. Dit jaar is de conclusie echter dat de hazenpopulatie sinds 1997 stabiel is. Jongepier: 'Dit geeft duidelijk weer dat er een grote onzekerheid is rond de provinciale trends. De statistische duiding zegt daardoor weinig over de werkelijke populatieontwikkeling'.
De Jagersvereniging stelt voor om de tellingen van jagers in WBE's mee te nemen in de 'officiële' cijfers, al heeft het CBS wel als voorwaarde gesteld dat de vereniging haar manier van tellen beter moet onderbouwen. De organisaties zijn met elkaar in gesprek over de protocollen en methodiek van bruikbare tellingen.
'Er is altijd wel een trend te vinden die het eigen gelijk bevestigt'
Het gevaar van cherrypicking ligt op de loer, zegt Maurice La Haye van de Zoogdiervereniging over alle methodieken en gegevens. 'Er is altijd wel een trend te vinden die het eigen gelijk bevestigt. Dat geldt zowel voor ons als Zoogdiervereniging als voor de Jagersvereniging en de provincie Utrecht.'
In 2020 bleek uit de berekeningen dat hazen en konijnen op de Rode Lijst geplaatst moesten worden, op basis van de langjarige achteruitgang sinds 1950, zegt La Haye. Tegelijk erkent hij, net als meer wetenschappers, dat jacht niet de oorzaak is van de afname van haas en konijn. 'Dat is echt de intensivering van de landbouw en het verdwijnen van kleine landschapselementen als heggen, hagen en kruidranden. Daar is iedereen het over eens.'
Het grote ogenschijnlijke interpretatieverschil over de status van haas en konijn is volgens hem gebaseerd op een misverstand: 'De gangbare tellingen zijn nooit bedoeld om exacte aantallen te geven. Het gaat om relatieve trends en ontwikkelingen. Die kun je goed wetenschappelijk verantwoord berekenen, als je de juiste protocollen hanteert. Natuurlijk zouden we ook met warmtekijkers 's nachts het veld in kunnen. Dan ga je individuen tellen en kom je vanzelf op andere getallen. Maar de trend in voor- of achteruitgang zal daardoor niet veranderen. Aantalstellingen vragen ook een heel andere methodiek, die je pas kunt gebruiken wanneer ook die voldoet aan de protocollen van meerjarige tellingen zoals we die in Nederland hebben vastgesteld om natuurmonitoring op een wetenschappelijke manier te kunnen onderbouwen.'
Dieren tellen is kortom zo eenvoudig nog niet. Struikelblok vormen vaak de kosten van gedegen onderzoek. La Haye: 'Warmtekijkers zijn duur, het meerjarig monitoren vergt enorme inspanningen. Dan wordt het een rekensom en gaan beleidsmakers zich afvragen hoe belangrijk het eigenlijk is om te weten dat in een gebied 30 of 31 hazen lopen.'
Alle instanties staan in principe open voor samenwerken met of inbreng van de Jagersvereniging, zeggen ze. Mits die aan alle protocollen voldoet. 'De naleving ervan is wel een punt', zegt Edgar van der Grift: 'Er bestaat binnen WBE's een andere cultuur dan bij tellers van broedvogels. WBE's bestaan deels ook uit boeren en buitenlui die graag een konijn schieten om te eten. Tellen is niet hun eerste of grootste ambitie, bij de vogelaars is het dat wel. Dus zijn duidelijke instructies nodig.'
Ga gratis verder
Log in of registreer gratis op NU.nl en krijg toegang tot extra artikelen