
de Volkskrant De Amsterdamse bioscoop Tuschinski is 100, en dat mag best een wonder worden genoemd
Dit artikel is afkomstig uit de Volkskrant. Elke dag verschijnt een selectie van de beste artikelen uit de kranten en tijdschriften op NU.nl. Daar lees je hier meer over.
Donderdag kan de vlag uit bij Theater Tuschinski. 100 jaar geleden, op 28 oktober 1921, zwaaiden 's avonds de deuren open van wat de deftigste bioscoop van Amsterdam en ver daarbuiten moest worden. Op een gekke plek, dat wel. Het door Hijman Louis de Jong ontworpen gebouw, met een mengeling van jugendstil, art deco en Amsterdamse School, werd in het hart van de verpauperde volksbuurt Duvelshoek geplaatst, op de Reguliersbreestraat 26-28. Kosten: 7 ton, een ongekend bedrag in die tijd.
Uiteraard had Abraham Tuschinksi met die verrassende locatie een bedoeling. Zoals de bioscoopexploitant op de openingsavond sprak: "Ieder mensch heeft na een dag hard werken recht op ontspanning." Dus ook de arbeiders. En een bioscoop is, volgens Tuschinski, bij uitstek de plaats waar 'de blik der menschen wordt verruimd' en waar men 'den goeden smaak ontwikkelt'.

Het volk verheffen. En hij meende het. Tuschinski was een Joodse kleermaker uit Polen, die in 1904 op zijn 18de voor de Russen was gevlucht en op weg naar Amerika in Rotterdam was blijven hangen. In de havenstad had hij al vijf bioscopen opgezet. Tuschinski's entourage, onder wie zijn zakenpartners en zwagers Hermann Ehrlich en Herman Gerschtanowitz, stond er hoofdschuddend bij, maar Amsterdam moest en zou de parel in zijn kroon worden. 'Het grootste van het grootste.' En als het zo uit kwam, zou er ook ruimte zijn voor variété: zang en dans en een enkele circusact.
Vijf zorgelijke jaren van onderhandelen, bewoners uitkopen en grond overnemen van de gemeente volgden. Net als de koppijn over de toelevering van bouwproducten die door de Eerste Wereldoorlog lelijk in het gedrang was geraakt. De opening werd uitgesteld, en nog maar eens, maar op 28 oktober 1921 was het dan zover.
Het is allemaal terug te lezen in het zojuist verschenen Theater Tuschinski 100 jaar onder redactie van filmjournalist Robbert Blokland-Wijchers. Het verschijnt in groot formaat, telt 240 pagina's en talloze foto's en voelt als een glossy jubileummagazine maar dan uitgebracht als een kloeke hardcover. Deze stoeptegel had eigenlijk verpakt moeten worden in rood pluche, dat van die beroemde Tuschinski-stoeltjes.

Wel een leuk idee, zo'n boek. Je ziet het vaker, een biografie van een gebouw. Zo van: als de muren hier konden spreken... Theater Carré kreeg er in het verleden al een, net als het Concertgebouw en Paradiso. Het is een luchtige vorm van cultuurgeschiedenis, en met dit boek over Tuschinski is het niet anders. Het staat bol van de anekdoten, want bijna alle belangrijke Nederlandse premières grepen plaats in Zaal 1, de grote zaal. Denk aan Turks Fruit en Soldaat van Oranje, De lift, De aanslag, Flodder, Oorlogswinter, Brimstone en noem ze maar op. Plus alle episodes van James Bond, en Hollywood-coryfeeën als Quentin Tarantino en Brad Pitt komen er ook graag.
Wel altijd een heel gedoe, zo'n feestelijke première in Tuschinski. Zeker nadat de evenementencultuur in de jaren negentig ook Nederland had bereikt en de rode loper, bevolkt door BN'ers die vooral bekend zijn van het beroemd zijn, steeds belangrijker werd. Acteur Barry Atsma, licht-ironisch: "Het is altijd even afwachten of je de rode loper overleeft. Trams hebben geen respect voor Nederlandse sterren. Dus hoop je elke keer maar dat ze niet doordenderen als je naar het idee van de bestuurder net iets te lang met de journalisten staat te praten."
Dat is tram 14. Extra gas, soms lijkt het of ze het erom doen. De geïmporteerde rodelopercultuur is voor regisseur Dick Maas dan weer de reden om zijn films niet meer in Tuschinski in première te laten gaan. "Ik draag nooit een pak. Ik heb een jasje aan, dat is netjes genoeg. En opeens kwam er zo'n mannetje van het personeel met een stropdasje dat ik om moest doen. Ik kan daar niet tegen, zo geforceerd hollywoodje spelen. Dit is Nederland, laten we vooral niet te moeilijk doen."

Eenmaal binnen wint de barokke allure van de hal het toch altijd weer van het chagrijn. Kroonluchters, hoogpolig tapijt, wandschilderingen, art deco trappen... en dan: de grote zaal. Ruim zevenhonderd zitplaatsen, een scherm van 12 meter en uiteraard de balkons die zo uit een Frans operahuis lijken getransporteerd. De huidige eigenaar Pathé heeft de afgelopen jaren flink geïnvesteerd in de renovatie, en die loont: in februari werd Tuschinski door het Londense magazine Time Out uitgeroepen tot 'de mooiste bioscoop ter wereld'.
In het jubileumboek worden voorzichtig wat kanttekeningen geplaatst. Juist de fijnzinnige inrichting met de balkons zorgt ervoor dat het geluid weerkaatst. Daarom staat het in de regel wat zachter. Bij een film met ondertiteling vormt dat niet zo'n probleem. Maar bij Nederlandse films ging nog weleens een deel van de dialogen verloren.
En dan de projectie. Een van de aardigste interviews is dat met operateur Ad van Bruggen die er jaren achter de knoppen zat. Hij legt uit hoe de projectiecabine helemaal bovenin is geplaatst, nog boven het tweede balkon. Om de zaal te bereiken, moeten de projectoren enorm schuin staan. "Daardoor krijg je een trapeziumbeeld op het doek. Het is vervormd, het beeld is aan de onderkant breder dan aan de bovenkant."

Met extra kadrering kan het worden bijgesteld, maar al valt het bijna niemand op: je pikt toch aan de zijkanten een stukje van het beeld weg. Reden voor regisseur Roman Polanski om in 2002 bij de presentatie van The Pianist de cabine binnen te stormen: "Jullie jatten beeld van mijn film, en die is nu verpest!"
En laatst ging er ook een en ander mis bij de première van Benedetta, de film moest voor een volle zaal opnieuw worden ingestart. Toen kon je Paul Verhoeven woest door de gang zien lopen. Ad van Bruggen: "Dit is niet de beste zaal om films te vertonen en daar kan ik niets aan veranderen, maar het is wel de mooiste zaal van Nederland."
Een droompaleis wordt 100 jaar. De verzamelde Nederlandse filmwereld weet: van Tuschinski is er geen tweede. Daar hoort een boek bij. En een vlag.

Tragisch einde
Abraham Tuschinski (14 mei 1886-17 september 1942) had al bij het bombardement van 14 mei 1940 zijn Rotterdamse bioscopen verloren. Op 31 augustus 1940 werd Theater Tuschinski geconfisqueerd door de Duitse bezetter en herdoopt tot Tivoli. In de zomer van 1942 werden Tuschinski en zijn gezin opgepakt door de SD. Op 17 september werden Abraham en zijn vrouw Manja in Auschwitz vergast. Zijn zakenpartners Hermann Ehrlich en Herman Gerschtanowitz was een vergelijkbaar lot beschoren. Het leven van Abraham Tuschinski is in 1996 al eens opgetekend door Henk van Gelder.
Ga gratis verder
Log in of registreer gratis op NU.nl en krijg toegang tot extra artikelen