
Groot onderzoek naar topsportcultuur in Nederland: wat is de stand van zaken?
Het is het grootste onderzoek naar topsportcultuur in de wereld. Volgens hoofdonderzoekers Marjan Olfers (hoogleraar Sport en Recht aan de Vrije Universiteit Amsterdam) en Anton van Wijk (criminoloog en psycholoog bij onderzoeksbureau Verinorm) is er niet eerder zo'n ambitieus project gestart op dit gebied. "Het is waarschijnlijk het uitdagendste onderzoek dat ik ooit ga doen", aldus Olfers.
Het onderzoek behandelt twee hoofdvragen over topsportcultuur. Dat zijn: wat is een gezond topsportklimaat? En welke kenmerken bepalen of een topsportcultuur goed is?
De onderzoekers kijken voor de antwoorden naar veel verschillende factoren. Denk daarbij aan financiering (heeft een sport waar relatief veel geld in omgaat een andere cultuur dan een sport met weinig middelen?), trainingsmethoden (train je individueel of op een centrale plek als sportcentrum Papendal?) en commercie (wat doet een commerciële ploeg met een sport?).

Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) financiert het onderzoek. Toenmalig staatssecretaris Paul Blokhuis gaf in oktober 2021 opdracht de Nederlandse topsport grondig te analyseren. De inmiddels vertrokken bewindsman van de ChristenUnie was geschrokken van verhalen over misstanden in de sport. Het bekendste voorbeeld is een onderzoek over vernedering, intimidatie, beledigingen en een angstcultuur in het turnen.
"We hebben signalen dat misstanden niet alleen bij de turnsport aan de orde zijn, maar dat die sportbreed voorkomen", zei Blokhuis ruim een jaar geleden in een debat in de Tweede Kamer. "Wat is een gouden medaille op de Olympische Spelen waard? Dat is het hele verhaal."
Desondanks is het nadrukkelijk géén onderzoek naar grensoverschrijdend gedrag. Dat soort rapportages kunnen pas gemaakt worden nádat misstanden hebben plaatsgevonden. De onderzoekers hopen dat hun resultaten juist kunnen helpen ongewenst gedrag te voorkomen. "Als je de topsportcultuur kent, kun je beter ingrijpen en betere oplossingen bieden", zei Olfers afgelopen september.
Olfers benadrukte vrijdag bij een tweede update over het onderzoek dat zij en haar collega's ook de goede elementen uit de topsport zullen benoemen. "We hebben de neiging om heel erg in te zoomen op de negatieve kanten en die zijn vaak ook heel verdrietig. Maar topsport kan natuurlijk ook heel mooi zijn."
De onderzoekers zullen signalen van ongewenst gedrag niet negeren. "Wij doen er geen onderzoek naar, dat maakt het wat ingewikkeld", aldus Olfers. "Maar we kunnen sporters die misstanden aan ons melden wel doorsturen naar een instantie die hun zaak wél zou kunnen onderzoeken."
Het plan is om ongeveer twintig sporten volledig door te lichten. Het onderzoek begon vorig jaar met judo, ijshockey, volleybal en wielrennen. Deze maand zijn daar zes sporten aan toegevoegd: tafeltennis, de sneeuwsporten (skiën en snowboarden), schermen, handboogschieten, curling en atletiek. Het is de bedoeling dat grote sporten als voetbal, hockey en tennis ook nog aan de beurt komen.
Elke sport krijgt zijn eigen rapport. De resultaten van de eerste vier sporten moeten ergens in de komende maanden gepresenteerd worden. In het najaar van 2024 komen de eindconclusies en aanbevelingen op basis van álle sporten. "Dan steken we een satéprikker in al die rapporten", aldus Olfers.
De keuze voor atletiek in de 'tweede fase' van het onderzoek staat los van recente verhalen over grensoverschrijdend gedrag in die sport. Trouw en NRC meldden afgelopen oktober dat atleten intimidatie, verbale agressie en pestgedrag hebben ervaren op Papendal. "Er is geen verband tussen die verhalen en onze keuze", zegt Olfers.
Het onderzoek drijft vooral op vragenlijsten en interviews. Sporters en coaches worden uitgenodigd om - anoniem - een gestandaardiseerde lijst van ongeveer tweehonderd vragen te beantwoorden. Daarnaast kijken de onderzoekers mee bij trainingen en wedstrijden en volgen er per sport tientallen interviews met betrokkenen.
Op verzoek van de atletencommissie van sportkoepel NOC*NSF worden sinds kort ook oud-sporters benaderd om mee te werken. "Het gaat om sporters die maximaal twee jaar geleden gestopt zijn", zei Olfers vrijdag. "Want we doen onderzoek naar de huidige topsportcultuur, niet die uit het verleden." Deze uitbreiding van het onderzoek, die is goedgekeurd door VWS, zorgt ervoor dat de resultaten van de eerste vier sporten nog niet bekend zijn.
Het percentage sporters dat meewerkt, mag van de onderzoekers nog wel omhoog. "Het invullen van de vragenlijst kost zo'n veertig minuten en we merken dat dat als lang wordt ervaren", zei Olfers.
Bij de eerste vier sporten ligt de deelname rond de 30 procent. "Al is dat beeld deels vertekend, omdat we nog niet helemaal klaar zijn en we sporters niet willen storen als ze een belangrijke wedstrijd hebben. Maar wij wetenschappers willen altijd minimaal de 40 procent halen. De les van het afgelopen jaar is dat we actief moeten inzetten op het stimuleren van sporters en coaches om mee te doen."
Pieter van den Hoogenband gaat helpen om sporters te overtuigen mee te werken. De oud-topzwemmer en huidige chef de mission bij de Olympische Zomerspelen is sinds begin dit jaar ambassadeur van het onderzoek.
"Ik zal me voornamelijk richten op het motiveren van sporters om deel te nemen aan het onderzoek", aldus Van den Hoogenband. "Een optimale cultuur is enorm belangrijk voor optimale prestaties. Daarom is het voor de gehele topsport van groot belang dat de grootst mogelijke groep atleten de vragenlijsten invult."