
Nederland nam grote risico's met steun aan rebellengroepen in Syrië
Het ministerie van Buitenlandse Zaken nam veelal genoegen met beloftes van gesteunde groepen die zeiden dat ze het oorlogsrecht naleefden en geen mensenrechten schonden. Voor informatie over deze groepen in Syrië was het kabinet vrijwel volledig afhankelijk van bondgenoten en organisaties die de steun uitvoerden.
Het kabinet verklaarde "gematigde" rebellen te gaan steunen. Maar de criteria die Buitenlandse Zaken opstelde waren niet erg realistisch, staat in het rapport. Bij strikte toepassing van de criteria zou geen enkele groep in aanmerking zijn gekomen voor steun, stelt de commissie. Het ministerie had "slechts beperkt zicht" op de groeperingen die werden gesteund.
Verder oordeelt de commissie dat de hulp strijdig is met het non-interventiebeginsel. Dat houdt in dat landen zich niet mogen bemoeien met interne zaken van andere landen. Ook zouden sommige onderdelen van de steun het internationale verbod op het gebruik van geweld hebben overtreden.
De Tweede Kamer werd maar "zeer beperkt" actief geïnformeerd over de operatie, concludeert Cammaert. De informatie die de Kamer kreeg was "abstract en algemeen". Verder stelt de commissie dat het verklaren tot staatsgeheim niet goed geregeld is. Dat is "een bedreiging voor de parlementaire controle", omdat het parlement zo niet goed kan controleren wat de regering doet.
Zaak kwam aan het rollen door onderzoek van journalisten
De zaak kwam aan het rollen door Trouw en Nieuwsuur. Uit rechtbankstukken bleek dat de steun ook ging naar groepen die door het Openbaar Ministerie (OM) werden omschreven als een "criminele organisatie met terroristisch oogmerk".
Het kabinet steunde tussen 2015 en 2018 22 zogenaamd gematigde rebellengroepen in Syrië voor hun strijd tegen Islamitische Staat (IS) en de Syrische dictator Bashar Al Assad. Voor de hulp werd ruim 27 miljoen euro uitgetrokken. Het ging niet om wapens, maar om zaken als pick-uptrucks, communicatieapparatuur, tenten en nachtkijkers.
Het onderzoek kwam er vorig jaar op aandringen van de Tweede Kamer. Het toenmalige demissionaire kabinet zag er niets in. Premier Mark Rutte stelde destijds dat het geen nieuws zou opleveren en dat het spanningen met bondgenoten zou kunnen opleveren. Het kabinet gaf toen wel toe dat niet alles goed is verlopen met het programma.
De Syrische burgeroorlog begon in 2011 en is nog altijd niet helemaal bezworen. Er vielen honderdduizenden doden en vele miljoenen Syriërs zijn hun huizen of zelfs hun land ontvlucht.
NUjij: Uitgelichte reacties