Komt het vaak voor dat de grootste partij níét de premier levert?
1. Het kabinet-Biesheuvel (1971-1973)
Na de verkiezingen van 1971 leidde Barend Biesheuvel, de voorman van de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) een centrumkabinet van vijf partijen: de ARP, de VVD, de Katholieke Volkspartij (KVP), de Christelijk-Historische Unie (CHU) en nieuwkomer Democratisch-Socialisten 1970 (DS'70), die acht zetels haalde.
De PvdA was met 39 van de 150 zetels bij de verkiezingen de grootse partij geworden. Toch werden de socialisten buiten de coalitie gehouden. Biesheuvel was een pleitbezorger voor een christendemocratische samenwerking en daarom wilde hij de oude coalitie in stand houden. Nieuwkomer DS'70 kwam erbij, omdat de vier oude coalitiepartijen geen meerderheid hadden.
Biesheuvel was niet van de grootste regeringspartij (KVP), maar werd toch premier. Hij was de belangrijkste stem van de drie christelijke partijen die al serieus nadachten over een fusie (het latere CDA). Het kabinet kwam echter in de problemen na ruzie over het financieel-economische beleid. DS'70 stapte uit de coalitie vanwege onenigheid over het te voeren loon- en prijsbeleid.

2. Het kabinet-Van Agt (1977-1981)
Na het links-progressieve kabinet-Den Uyl (1973-1977) werd de PvdA - ondanks 53 zetels - wederom buiten de coalitie gehouden.
Het was de bedoeling dat het kabinet-Den Uyl werd voortgezet, maar het nieuwe CDA onder leiding van Dries van Agt stelde veel eisen. CDA en de PvdA werden het moeilijk eens over de 'grondpolitiek', oftewel het beleid voor de onteigening van grond door de overheid. Een ander twistpunt was de verdeling van de ministerszetels.
Hierna mikte een nieuwe formateur op een centrumrechts kabinet van CDA en VVD, die samen goed waren voor 77 zetels. Een van de heikele onderwerpen was abortus (CDA was tegen, VVD voor), maar na maanden praten kwamen CDA-voorman Van Agt en VVD-leider Hans Wiegel toch tot een regeerakkoord op hoofdlijnen.
Van Agt werd als leider van de grootste nieuwe coalitiepartij premier. Er waren gedurende de regeerperiode veel 'bijna-crises' over onder meer kruisraketten, het recht op abortus en een olieboycot tegen Zuid-Afrika. Maar het kabinet-Van Agt zat de vier jaar wel uit.

3. Het kabinet-Lubbers (1982-1986)
Het kabinet-Van Agt II (1981-1982) was een samenwerking tussen CDA, PvdA en D66. Maar de combinatie pakte niet goed uit: nog voor het afleggen van de regeringsverklaring ontstond er al ruzie over het banenplan van minister Joop den Uyl. De verschillen tussen Van Agt en Den Uyl leidden tot meer ruzies en aanvaringen.
Bij de verkiezingen in 1982 werd de PvdA wederom de grootse partij (47 zetels). Maar de ruzies in de vorige coalitie lagen het CDA nog vers in het geheugen en de partij wilde niet met de PvdA in zee gaan. Ook de VVD wilde vanwege de grote ideologische verschillen niet met de socialisten samenwerken.
Hierdoor werd de verse CDA-leider Ruud Lubbers (Van Agt was opgestapt na het floppen van zijn kabinet) met zijn 43 jaar de jongste premier in de Nederlandse parlementaire geschiedenis. Lubbers leidde in totaal drie kabinetten en werd daardoor ook de langstzittende premier ooit. Hij werd bekend met zijn no-nonsensebeleid waarmee hij de staatsschuld flink verminderde, iets wat de VVD ook toejuichte.
