
Aanpak MH17-crisis verliep eerste dagen 'onnodig moeizaam'
De nationale organisatie voor crisisbeheersing was onvoldoende gericht op samenwerking met de betrokken organisaties en de ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie. Dat geldt ook voor de onderlinge samenwerking.
Dat blijkt uit een evaluatie door een team van onderzoekers van de Universiteit Twente in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum. De conclusie is woensdag door het ministerie van Veiligheid en Justitie naar buiten gebracht.
Volgens de onderzoekers trok de organisatie van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) de eerste dagen te veel naar zich toe.
Hierdoor raakten onderdelen en diensten van ministeries met expertise op het gebied van internationale politiek en conflictbeheersing pas na enkele dagen betrokken bij het crisisteam. Na de eerste dagen verbeterde de samenwerking, ''waardoor alle partijen hun bijdrage konden leveren.''
Nabestaanden
Ook nabestaanden ervoeren een gebrekkige coördinatie. Veel betrokkenen gaven aan dat ze soms wel erg veel informatie van de overheid ontvingen en dat veel van die informatie dubbel was. Ook klaagden zij over het gemis van een formele bevestiging van een overlijden.
Enkele incidenten in de communicatie naar en met nabestaanden vergrootten het leed. Ook bij de repatriëring en identificatie van slachtoffers en hun bezittingen zijn dingen mis gegaan, aldus de onderzoekers. De dag van nationale rouw was voor nabestaanden echter een positief kantelpunt in hun waardering van de nazorg door de overheid.
In 60 seconden: De MH17-ramp

In 60 seconden: De MH17-ramp
Animatie gemaakt door in60seconds.nl
Politieke context
Na de ramp werd volgens de onderzoekers voldoende rekening gehouden met "internationaal-politieke gevoeligheden", waardoor met succes missies naar het rampgebied konden worden georganiseerd. Daarmee werden eerst de lichamen van slachtoffers en later persoonlijke bezittingen en wrakstukken van het vliegtuig teruggehaald.
Vlucht MH17 stortte op 17 juli 2014 neer in rebellengebied Oost-Oekraïne. Alle 298 inzittenden kwamen om het leven, onder wie 196 Nederlanders.
De Nederlandse Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) concludeerde in oktober dat het toestel door een Buk-raket uit de lucht werd geschoten. De Oekraïense rebellen en Rusland, die de raket vermoedelijk hebben geleverd, ontkennen dit.
De OVV uitte in het rapport ook kritiek op de crisisorganisatie van de overheid. Die functioneerde niet goed en bij de betrokken overheidsorganisaties ontbrak het aan regie.
Het kabinet reageert in januari op de evaluatie.