Ronald Plasterk blijft aan als minister van Binnenlandse Zaken, hoewel een groot deel van de oppositie in de nacht van dinsdag op woensdag het vertrouwen in hem heeft opgezegd.
Plasterk (PvdA) stelde aan het eind van het urenlange debat over de afluisterzaak NSA dat hij "het vertrouwen van de oppositiepartijen wil herwinnen".
De motie van wantrouwen werd ingediend door D66 en gesteund door SP, PVV, CDA, GroenLinks, Partij voor de Dieren, 50Plus en het lid Bontes. Samen vertegenwoordigen deze partijen 63 van de 150 zetels.
Zij trokken deze conclusie na een urenlang debat met Plasterk en collega-minister Jeanine Hennis (Defensie) over de afluisterzaak NSA.
Onvoldoende
Volgens D66-leider Alexander Pechtold waren de excuses van Plasterk over zijn handelen onvoldoende, omdat "de ministeriële verantwoordelijkheid ook geldt voor het handelen in het verleden".
Daarnaast verwijt de oppositie hem dat hij nog steeds achter zijn besluit staat om de Kamer niet te informeren toen hij zijn fout inzag.
"Dat is een fundamentele aantasting van de positie van het parlement", aldus de D66-leider. "Je kunt je niet lichtvaardig achter het Staatsbelang positioneren om je fouten te maskeren."
Coalitie
Coalitiepartijen VVD en PvdA aanvaarden de excuses wel en blijven de minister steunen. PvdA-leider Diederik Samsom: "Er is gewetensvol geopereerd en de afwegingen zijn in het belang van Nederland gemaakt. Wij hebben het volste vertrouwen in beide ministers."
Ook ChristenUnie-leider Arie Slob noemde de motie van wantrouwen "net een brug te ver".
Plasterk heeft gezegd "in volgende gevallen geen commentaar te geven", of hij "weet zeker dat het waar is".
Fout
Kamerbreed was de opvatting dat Plasterk een fout had gemaakt door eind oktober in Nieuwsuur te stellen dat de Amerikanen verantwoordelijk waren voor het tappen van 1,8 miljoen metadata-gegevens van telefoongesprekken. Plasterk bood daarvoor tijdens het debat zijn excuses aan.
De oppositie had vooral moeite met het feit dat hij de Kamer pas op 4 februari informeerde over zijn fout, terwijl bij hem al op 22 november duidelijk was dat Nederland zelf verantwoordelijk was voor het verzamelen van de data.
Ook zou het niet gaan om metadata van Nederlandse telefoongesprekken, maar om data vergaard in oorlogsgebieden in het kader van de strijd tegen terrorisme.
Staatsbelang
Plasterk bezwoer tijdens het debat dat het niet mogelijk was om de Kamer eerder te informeren, omdat het Staatsbelang zwaarder woog.
Dat de informatie op 4 februari toch naar buiten werd gebracht kwam voort uit de rechtszaak die tegen de Staat was aangespannen, omdat Nederland op grote schaal Nederlandse telefoongesprekken zou tappen.
Omdat de zaak "grote schade" zou kunnen aanrichten aan de werkwijze van de inlichtingendiensten, is volgens Plasterk besloten "op een minimale manier" de Kamer te informeren.
De oppositie verweet hem vervolgens de informatie niet vertrouwelijk met de Kamer te hebben gedeeld.
Buiten de wet
Als verklaring voor zijn fout in Nieuwsuur stelde de minister dat hij een hardnekkig beeld wilde rechtzetten dat de Nederlandse inlichtingdiensten buiten de wet zou opereren.
"Ik vond het toen van groot belang om duidelijk te maken dat Nederland niet tegen de wet in telefoongegevens verzamelde", stelde Plasterk dinsdagavond in de Tweede Kamer.
"Maar ik heb ook een verklaring gegeven. De verklaring stond niet vast en bleek later onjuist. Dat was onverstandig en dat had ik niet moeten doen. Daar bied ik mijn excuses voor aan." Hij beoordeelt zijn eigen handelen als "buitengewoon onverstandig".