
Wallage vreest 'geruzie' bij formatie
Dat zegt voorzitter Raad voor het Openbaar Bestuur (Rob) Jacques Wallage, in de jaren negentig staatssecretaris en PvdA-fractievoorzitter, tegen NU.nl.
Ook was hij informateur na de verkiezingen van 2010, maar slaagde er niet in VVD, PvdA, D66 en GroenLinks bij elkaar te brengen.
Twee jaar geleden adviseerde de Raad voor het Openbaar Bestuur de Tweede Kamer om zelf de informateur aan te wijzen. Voorheen lag deze taak bij de koningin.
"Het is een goede zaak dat de Kamer meer verantwoordelijkheid neemt voor het maken van een kabinet. Maar we moeten wel beseffen dat via het staatshoofd de verantwoordelijkheid voor de procedure werd losgetrokken van de strijd om de macht", legt Wallage uit.
"Het wordt een hele zware opgave. Bij het Kunduz-akkoord ontstond direct na het akkoord gedoe over de vraag waarom sommige partijen niet mee mochten doen. Dat is procedureel geruzie."
Zuiverheid
De verantwoordelijkheid van de procedure om tot een kabinet te komen en de strijd om de macht liggen nu beide bij de Kamer. "Dat stelt hele hoge eisen aan de procedurele zuiverheid."
Volgens de Rob-voorzitter is de eerste stap - een informateur aanwijzen - makkelijk. "De Kamer kiest bijvoorbeeld de leider van de grootste partij. Maar daarna wordt het moeilijker."
Wallage wijst erop dat bij een kabinetsformatie de partijen die in de oppositie komen, het gevoel moeten hebben dat het formatieproces fatsoenlijk is verlopen. Pas dan heeft een nieuw kabinet voldoende draagvlak.
"Via het staatshoofd verliep het proces stap voor stap met informateurs die terugrapporteren aan het staatshoofd en met nieuwe informateurs voor een nieuwe fase in het formatieproces. Nu moet er stap voor stap met open vizier naar een kabinet worden gewerkt. Na iedere fase moet de Kamer een publiek debat voeren."
Rutte I
Een herhaling van de formatie van het kabinet Rutte I moet te allen tijde worden voorkomen, aldus Wallage.
"In de laatste fase had informateur Lubbers geen opdracht om te werken aan een minderheidskabinet, terwijl de heren onderling al tot een minderheidskabinet met gedoogsteun hadden besloten. Dat was een breuk met de staatsrechtelijke regels. Veel Kamerleden en mensen in Nederland hadden het idee dat er iets werd bekokstoofd."