
Deze winter opnieuw ruim een miljoen 'verkeerde' bomen geplant in Nederland
Nog maar 3 procent van de bomen in de Nederlandse bossen is wild. Dat komt doordat we massaal de verkeerde bomen planten. Dat schreven we een jaar geleden al. Hoe staat het er nu voor?
Ten eerste: er is verbetering. Het bewustzijn voor het belang van wilde planten ontstond in Nederland laat, maar is er nu wel. Maar in praktijk gaat er nog veel mis.
Wat maakt een boom wild en waarom is dat belangrijk?
- Ecologen noemen ‘wilde’ planten autochtoon. Dat is niet hetzelfde als inheems. Een Spaanse sleedoorn en Hongaarse meidoorn zijn wel inheems, maar niet autochtoon.
- Bomen en struiken zijn autochtoon als ze afkomstig zijn uit wilde populaties die al vele duizenden jaren op dezelfde plek staan.
- Autochtone planten hebben daardoor meer relaties met ander leven, zoals insecten. Wilde populaties hebben bovendien een veel grotere genetische diversiteit. Daardoor zijn ze minder bevattelijk voor ziekten en kunnen ze zich hopelijk beter aanpassen aan klimaatverandering.
Genetische rijkdom verloren door gierigheid
Het gaat verkeerd doordat we beknibbelen. In de twintigste eeuw werden honderdduizenden kilometers oeroude heggen en houtwallen gerooid. Daarna werden nieuwe bossen en bomenrijen aangeplant.
Het bleek net iets goedkoper om dat plantgoed of in elk geval de zaden van kwekers uit Zuid-Europa of de Balkan te halen.
Door eindeloos kopiëren zijn het vaak bomen met weinig genetische variatie, met minder goede relaties met andere vormen van natuurlijk leven en vatbaarder voor ziekten, zoals bacterievuur.
250.000 euro voor bescherming van alle wilde bomen
De laatste jaren is er een kentering gekomen, vertelt Lammert Kragt van Staatsbosbeheer aan NU.nl. Centraal daarin staat een genenbank die in 2006 is opgezet, in het oosten van de Flevopolder: Roggebotzand.
Op basis van wetenschappelijk veldwerk zijn daar duizenden stekken en zaailingen geplant. Per soort staan er bomen uit minstens dertig tot vijftig wilde populaties bij elkaar. Die kunnen elkaar kruisbestuiven en produceren zo zaden met de hoogst mogelijke genetische diversiteit.

Staatsbosbeheer was de eerste grote natuurorganisatie die binnen de eigen terreinen het voorkomen van wilde bomen en struiken heeft laten inventariseren. Dat gebeurde op initiatief van bomenpionier Henny Ketelaar door gespecialiseerde onderzoekers als Bert Maes.
Maar Staatsbosbeheer krijgt geen geld voor aangepast beheer om deze laatste wilde bronnen te beschermen.
Ook de genenbank in Roggebotzand en het daaraan gekoppelde kweekprogramma is mager gefinancierd. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij heeft er jaarlijks welgeteld 250.000 euro voor over.
Zaad voor 100 miljoen wilde bomen per jaar
Ondanks een krap budget is het met een gehuurde schuur, inzet van vrijwilligers en door zelf een eerste zaadschoningsmachine te bouwen met een tweedehands wasmachine en een oude stofzuiger toch gelukt een succesvol kweekprogramma op te zetten.
Het is een misverstand, beklemtoont Kragt, dat er een tekort is aan autochtoon zaad: "Wij produceren meer dan genoeg uit onze wilde bronnen en de genenbank."
Het gaat inmiddels om duizenden kilo's autochtoon zaad per jaar. Genoeg om, mits zorgvuldig opgekweekt, jaarlijks zo'n honderd miljoen bomen te kweken. Dat is een veelvoud van de vraag voor de bossenstrategie. De overheid wil er in tien jaar tijd 160 miljoen bomen bij, om zo extra CO2 vast te leggen.

Meeste aanplant is deze winter niet-autochtoon
In het huidige planttempo wordt dat overheidsdoel overigens bij lange na niet gehaald. Deze herfst en winter zijn in Nederland zo'n 2,5 miljoen bomen geplant. En naar schatting van Kragt is daarvan 50 tot 60 procent niet-autochtoon.
Wie streng in de ecologische leer is, zal dus zeggen dat we nog steeds iets sneller achteruitgaan dan vooruit.
Waar ligt dat dan aan? Deels aan een bewuste keuze om ook andere bomen te planten, zoals douglassparren. Die komen oorspronkelijk uit Noord-Amerika. Deze soorten zijn geselecteerd op bosbouwkundige eigenschappen, niet op hun ecologische rol.
Grote plantprojecten tijdig doorgeven
Toch is de vraag naar autochtoon plantgoed groter dan de daadwerkelijke plant, als we naast Staatsbosbeheer ook provincies, gemeenten, natuurorganisaties en particulieren meerekenen.
"Bij provinciale bosbeheerders knelt het", zegt Kragt. "Dat komt doordat vraag en aanbod meerjarig op elkaar moeten worden afgestemd. Bomen bestellen is geen kwestie van even shoppen op internet." Als grote aanplantingen drie jaar van tevoren worden doorgegeven, inclusief een inschatting van de gewenste aantallen en soorten, kan Staatsbosbeheer alles autochtoon leveren.
In praktijk komen de verzoeken vaak te laat, of wordt door een groenaanlegger beweerd dat er een tekort zou zijn (terwijl er wel plantgoed beschikbaar is).
Vervalste certificaten om winstmarge te vergroten
Het gevolg is dat bijvoorbeeld gemeenten en provincies nog veelvuldig ander materiaal aanplanten. Dat wordt aangeprezen als "inheems bosplantsoen" - maar komt vaak uit andere landen.
Zowel autochtoon als bosbouwkundig plantgoed heeft een officieel certificaat van de Nederlandse Algemene Keuringsdienst (NAK). In dat certificaat staat de precieze herkomst.
Staatsbosbeheer heeft wisselende ervaringen met kwekers. De belangrijkste zijn helemaal transparant en leveren al jarenlang het beste materiaal. Maar Kragt heeft ook meegemaakt dat een kweker een klein zakje autochtoon zaad kocht, dat diegene vervolgens mengde met goedkope boomzaden uit het buitenland. De kweker verkocht dat plantgoed dan als autochtoon.
Daarnaast noemt Kragt een leverancier in het oosten van het land die onlangs plantgoed aanprees als autochtoon. Toen de opdrachtgevende gemeente toevallig argwaan kreeg en naar het certificaat vroeg, toonde de leverancier na enige tijd een zelfgefabriceerd documentje.
Er wordt dus flink gesjoemeld. Reden: hoe goedkoper het plantgoed, hoe groter de winstmarge die de groenaanlegger kan rekenen. "Vraag dus bij elk plantproject altijd het officiële leveranciersdocument op", zegt Kragt.

NUjij: Uitgelichte reacties