
Meer droogte in Nederland door opwarming, maar geen link met Noordpool
Vorige week weten diverse Vlaamse media de extreme droogte die Nederland en België treft aan een tragere straalstroom. Dat is een krachtige westenwind op 10 kilometer hoogte in de atmosfeer, die als een rivier soms flink kan kronkelen.
Als dergelijke meanders (die ook wel rossbygolven worden genoemd) een tijd op hun plaats blijven, liggen ze vaak aan de basis van allerlei vormen van extreem weer, waaronder hittegolven, sneeuwstormen of juist droogte.
In een van die artikelen, die ook in Nederland werd verspreid, werd gesteld dat er wetenschappelijke consensus zou bestaan dat het slingeren van de straalstroom toeneemt door opwarming van de Noordpool. Doordat het poolgebied relatief snel opwarmt, neemt het temperatuurcontrast met lagere breedtegraden af, waardoor de luchtcirculatiepatronen makkelijker van plek verschuiven. Zo luidt althans de hypothese.
Afzwakkende Golfstroom heeft bij ons grotere invloed
Het KNMI is niet overtuigd. Dat wil zeggen: het klopt wel dat de weersextremen samenhangen met golfbewegingen in de straalstroom, maar niet dat die meanders toenemen door opwarming van het poolgebied. Volgens klimaatonderzoeker Geert Jan van Oldenborgh is de lente - die extreem droog was - echt een specifiek seizoen waarin andere verbanden een rol spelen dan in de winter en zomer.
"Het water van de Noord-Atlantische Oceaan is bijvoorbeeld relatief koud. Je ziet vaak dat een hogedrukgebied dat bij de Azoren ligt daardoor uitlopers heeft naar het noorden, richting ons."
Dat effect wordt volgens Van Oldenborgh wel versterkt door een ander effect van de mondiale opwarming, namelijk de afzwakking van de warme Golfstroom. In de winter geeft dat bij ons juist meer lagedrukgebieden en westenwinden met regen, maar vanaf de lente draait het effect om, en neemt de kans op hogedrukgebieden en daarmee droog weer toe.
Een toename van zonnestraling en daarmee droogte hoeft bovendien niet te komen door een toename van hogedrukgebieden. De Nederlandse lentes zijn meetbaar zonniger geworden, maar Van Oldenborgh vindt geen duidelijke trend voor luchtdruk. Ook tonen de statistieken van de Climate Explorer van het KNMI geen afname van het temperatuurverschil tussen West-Europa en het poolgebied ten noorden ervan, waar de straalstroomhypothese op gebaseerd is.
"Tot slot zien we door klimaatverandering juist wel een toename van het temperatuurverschil tussen tropen en polen op grote hoogte in de atmosfeer. Dat komt doordat de tropen warmer én vochtiger worden, waardoor daar op grote hoogte meer condensatiewarmte vrijkomt. Dat werkt weer stabiliserend op de straalstroom."
'Een mooie hypothese, maar niet goed onderbouwd'
Van Oldenborgh krijgt bijval van Tim Woollings, een in de straalstroom gespecialiseerde klimaatprofessor van de University of Oxford. "Er is in de mondiale weerdata eigenlijk geen aanwijzing te vinden dat het meanderen van de straalstroom is toegenomen, in geen enkel seizoen."
"Een aantal jaar leek het in de waarnemingen erop dat er veranderingen ontstonden in de straalstroom, vooral in de herfst en winter. Maar een update van die studies laat geen significante verandering zien. De hypothese was interessant, maar wordt uiteindelijk niet ondersteund door een sterke fysische onderbouwing of simulaties van klimaatmodellen."