
Klimaatvraag: Hoe ziet het vervoer in onze steden er straks uit?
NU.nl vroeg het aan Marco te Brömmelstroet, hoofddocent stedelijke mobiliteit aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn boek Het recht van de snelste wordt deze week uitgegeven. Daarin beschrijft hij dat in het denken over mobiliteit decennialang de automobilist centraal heeft gestaan en "het verkeer steeds asocialer werd".
Nederlandse steden zijn daarop nog een gedeeltelijke uitzondering, zegt Te Brömmelstroet: "De Nederlandse kijk op 'de straat' laat zien dat het mogelijk is om een veilige en prettige ruimte voor fietsers te maken."
"De fiets wordt nu wereldwijd omarmd als relatief simpele oplossing voor allerlei complexe verkeersproblemen, zoals opstoppingen, vervuiling en veiligheid. En Nederland wordt door veel landen gezien als een bijna utopisch voorbeeld."
Verliest de auto terrein in Europese steden?
Maar ook in Nederland lopen we tegen grenzen aan: "We hebben nog steeds fietspaden naast autowegen en die structuur is vrij letterlijk in beton gegoten. Terwijl fietsers in de Nederlandse steden eigenlijk meer ruimte nodig hebben. Dat zien we nu bijvoorbeeld door corona." Hij ziet de komst van fietsstraten als een oplossing.
Duurzaamheid gaat niet alleen over CO2. Dan zouden we straks allemaal in een elektrische auto in de file stappen.
Draagvlak voor zulke veranderingen kan volgens Te Brömmelstroet spontaan vanuit de bevolking komen. "Door de coronacrisis zien we in veel Europese steden dat mensen de straat op andere manieren gebruiken. Er zijn tijdelijke aanpassingen om ruimte voor fietsers en voetgangers te creëren."

De transformatie van Rue de Rivoli in Parijs
Door coronamaatregelen ontstaan in Parijs spontaan fietsstraten. (Bron: Instagram/diego.cdc)
Maar voor echte verandering is volgens de mobiliteitsexpert ander beleid nodig. Net als een andere manier van praten over het verkeer. Hij verwijst naar de culturele invloed van filemeldingen: "Als er straks weer files staan en we daar weer ieder half uur op ieder radiostation aandacht aan besteden, verwacht ik dat er enorme druk ontstaat om de stedelijke ruimte weer terug te geven aan de automobilist."
De toekomst kan lowtech zijn: fiets, voetganger en trein
Daarbij wordt volgens Te Brömmelstroet uit het oog verloren wat autoverkeer de samenleving kost. "De gedachte dat we alles op alles moeten zetten voor reistijdwinst kost in totaal 29 miljard euro per jaar. Dat is ruim 4 procent van ons bruto binnenlands product."
Door de coronacrisis zien we in veel Europese steden dat mensen de straat anders gebruiken. Er zijn tijdelijke aanpassingen om ruimte voor fietsers en voetgangers te creëren.
"Daar tegenover hebben we in Nederland een bijna verborgen mobiliteitssysteem, dat 150 jaar oud is en zich vrijwel zonder beleidsaandacht doorontwikkelt. Dat is de combinatie van trein en fiets en die concurreert met de auto."
"Dat systeem scoort ook erg goed op andere duurzaamheidsdoelen, vooral sociale duurzaamheid. Je kunt mobiliteit namelijk zien als tijdsverlies of als een waardevol onderdeel van je dag waarin je bijvoorbeeld ook andere mensen ontmoet. Maar dan moeten we ook op die manier over mobiliteit gaan praten."
Kijkend naar de toekomst is het volgens Te Brömmelstroet daarom belangrijk om alle waarden en kosten mee te wegen, waaronder volksgezondheid en verkeersslachtoffers.
"Duurzaamheid gaat niet alleen over CO2. Dan zouden we straks allemaal in een elektrische auto in de file stappen. Duurzame mobiliteit kan efficiënter én aantrekkelijker. En die toekomst is niet per se hightech: de fiets, voetganger en trein spelen een belangrijke rol. Zeker als we het aandurven om andere waarden voorop te stellen."