
Autofabrikanten BMW en Daimler aangeklaagd in strijd tegen klimaatverandering
Eerder deze maand had DUH bij BMW en Mercedes de eis neergelegd om vanaf 2030 geen auto's met verbrandingsmotor meer te verkopen.
Omdat de bedrijven niet van koers willen wijzigen, zijn bij de regionale rechtbanken in München en Stuttgart, de vestigingsplaatsen van respectievelijk BMW en Mercedes, rechtszaken gestart. Volkswagen heeft tot 29 oktober de tijd om met een reactie te komen. De zaak tegen Wintershall is nog in voorbereiding.
"Bedrijven kunnen zo'n rechtszaak heel goed verliezen. Dat zag je bij Shell", zegt Klinger tegen Handelsblatt. De rechtbank in Den Haag bepaalde in mei dat Shell in 2030 45 procent minder CO2 moet uitstoten dan in 2019. Het was wereldwijd voor het eerst dat een rechter een uitstootreductie oplegde aan een groot concern.
Mercedes-Benz betreurt de rechtszaak en zegt liever een constructieve samenwerking met DUH "buiten de rechtszaal om" te zien. BMW laat een vergelijkbaar geluid horen, blijkt uit reacties die in het bezit van Handelsblatt zijn.
Zaak tegen Duitse overheid speelt ook mee
De rechtszaken borduren tevens voort op een bepaling van de hoogste rechtbank van Duitsland, die in april oordeelde dat de regering preciezer moet uitleggen hoe ze de klimaatdoelstellingen gaat halen, terwijl ze ook rekening houdt met de periode na 2030.
Duitsland streeft ernaar in 2050 vrijwel geen broeikasgassen meer uit te stoten. Om dit doel te behalen, moet de uitstoot van broeikasgassen na 2030 met "grote snelheid en urgentie" worden verminderd. De lasten moeten beter worden verspreid, omdat de huidige wet "de hoge last van emissiereductie onherroepelijk uitstelt tot na 2030", aldus de federale rechtbank.
"Elke auto die na 2030 nog met een brandstofmotor op de markt komt, is een obstakel voor klimaatneutraliteit", aldus de DUH-advocaat. Daarmee zouden de autofabrikanten de volgende generaties dus op kosten jagen.
De zaken zullen naar verwachting jaren in beslag nemen. Dat betekent niet dat de bedrijven het zich kunnen veroorloven om achterover te leunen. Als de zaken in behandeling genomen worden, zullen de fabrikanten vermoedelijk gevraagd worden om aan te tonen dat hun plannen inderdaad voor een bepaalde reductie van de uitstoot zorgen.
Mochten de bedrijven de zaken net zoals Shell verliezen, ook al is dat over een aantal jaar, dan blijft er minder tijd over om de geëiste besparingen alsnog te realiseren.