
Zijn huizen van de lopende band de magische oplossing voor de woningmarkt?
In de nieuwe fabriek van het ontwikkelende bouwbedrijf Van Wijnen kan straks iedere negen minuten een wand, vloer of gevel gemaakt worden. Met die snelheid kan het bedrijf vanaf de opening in 2022 zo'n 4.000 woningen per jaar produceren, die op de bouwplaats als een IKEA-kast binnen een dag in elkaar gezet kunnen worden.
"Na die dag staat het huis en twee weken later is het hele huis woonklaar", zegt Hilbrand Katsma, directeur van Van Wijnen Components, waar de fabriek onder valt. "De kozijnen en het glas zitten erin, het metselwerk is gedaan, het huis heeft een badkamer, technische ruimte en zelfs een warmtepomp."
Dat is een stuk sneller dan bij de meer traditionele bouw, waarbij er al snel acht maanden tot een jaar tussen de eerste heipaal en de oplevering zit. Omdat er ook in de ontwerpfase veel tijd wordt bespaard dankzij een configurator, waarmee huizen en appartementen makkelijker aangepast kunnen worden, is een huis uit de fabriek ongeveer anderhalf jaar sneller af dan een regulier huis.
Fabriek was nodig door crisis en huizentekort
Het idee voor de fabriek ontstond rond 2012, toen Katsma zag dat veel werknemers vertrokken uit de bouw, en er geen jonge mensen bij kwamen. Door de crisis leek het geen veilige sector meer om in te werken. Tegelijkertijd wist hij dat er tot 2030 enorm veel woningen bijgebouwd moeten worden.
"En de urgentie liep alleen maar verder op, door bijvoorbeeld de stikstofproblematiek. We hadden een manier van bouwen nodig die betaalbaarder en milieuvriendelijker is en waar minder mensen bij nodig zijn." Een fabriek waar vrijwel automatisch huizen van de band af rollen, was de beste oplossing, vertelt Katsma.
De voordelen van huizen uit de fabriek zijn duidelijk, maar kan zo'n fabriek ook de oplossing zijn voor de problemen op de woningmarkt?

Waarom hetzelfde huis in Amsterdam veel duurder is dan in Groningen
Niet de magische oplossing
"Deels", zegt Peter Boelhouwer, hoogleraar woningmarkt aan de TU Delft. "De huizen zijn goedkoper en je bespaart veel tijd met deze bouwtechniek. Daarnaast heb je minder vervuiling op de bouwplaats en hoeven er minder vrachtwagens af en aan te rijden." Maar het tekort aan grond om op te bouwen blijft, zegt hij.
Dat ziet ook Taco van Hoek, directeur van het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB). "Als je kijkt naar het probleem achter de schaarste, dan is dat niet het bouwproces, maar het gebrek aan locaties. Daarnaast moeten we veel op binnenstedelijke locaties bouwen", zegt hij. En een kant-en-klaaroplossing past daar niet altijd. "Technisch gezien moeten er dan vaak plannen op maat gemaakt worden, maar ook qua uiterlijk moeten de woningen goed passen bij de gebouwen die er al in de buurt staan."
De huizen en appartementengebouwen die we maken, kunnen eindeloos variëren en lijken totaal niet op elkaar.
Toch is deze innovatie belangrijk binnen de bouw, denkt Van Hoek. "In veel situaties is een compleet huis uit de fabriek niet echt de oplossing, maar dat betekent niet dat prefabricage niet nog meer kan worden toegepast." Bij sommige projecten kan dan bijna het hele huis in de fabriek worden gebouwd, terwijl bij andere projecten veel maatwerk nodig blijft. "Laten we de voordelen benutten en de reikwijdte realistisch inschatten."
Bang voor wat deze innovatie met het straatbeeld doet, hoeven we volgens Katsma in ieder geval niet te zijn. "Het is niet zo dat de fabriek maar één type woning kan maken en dat we daardoor straks allemaal identieke woonwijken in Nederland hebben staan. De huizen en appartementengebouwen die we maken, kunnen eindeloos variëren en lijken totaal niet op elkaar. Het maakt onze robots niet uit hoe het huis eruitziet dat ze in elkaar zetten."