
Grote kledingmerken kunnen niet aantonen dat ze makers genoeg betalen
De organisatie vroeg grote merken die hun kleding in lagelonenlanden in Azië, Afrika, Centraal-Amerika en Oost-Europa laten maken om aan te tonen dat de arbeiders daar een leefbaar loon voor ontvangen.
Merken die tekortschieten zijn bijvoorbeeld ook Adidas, Amazon, Decathlon, G-Star RAW, Hugo Boss, Inditex, Levi Strauss & Co., Nike en Zalando.
Het enige merk dat kon aantonen dat een deel van zijn kledingmakers voldoende betaald krijgt, is Gucci. Hierbij ging het echter wel om arbeiders in Italië, die daar door het toereikende minimumloon voldoende krijgen, stelt SKC.
'Geen merk brengt leefbaar loon in praktijk'
De organisatie benadrukt dat de merken hiermee internationaal erkende mensenrechten, maar ook hun zelf vastgestelde gedragsregels schenden. 85 procent van de bedrijven benoemt het doel van een leefbaar loon voor kledingarbeiders namelijk wel in officiële documenten, maar "geen van de merken brengt dit in de praktijk".
"Vijf jaar na ons vorige onderzoek over dit onderwerp kon nog steeds geen enkel merk aantonen dat er vooruitgang was op weg naar een leefbaar loon", aldus onderzoeker Anna Bryher. "Armoede in de kledingindustrie verdwijnt niet, maar wordt erger."
"Vrijwillige initiatieven leveren niets op voor de mensenrechten van de arbeiders. Het wordt tijd dat merken verantwoordelijk worden gehouden voor het systeem van uitbuiting waarvan ze profiteren", stelt Neva Nahtigal van het internationale campagnekantoor.
Kunstmatig lage minimumlonen
De wettelijke minimumlonen in veel landen worden kunstmatig laag gehouden om producenten aan te trekken. Zo is het minimumloon in Bangladesh slechts een kwart van een leefbaar loon, stelt SKC. In veel Oost-Europese landen is dit verschil zelfs nog groter en verdienen makers slechts een zesde van een leefbaar inkomen.
Leven in armoede, met problematiek als ondervoeding, schulden en gebrek aan scholing zijn hiervan de veel voorkomende gevolgen.