
Terug van weggeweest
Als het gaat om de eerbiediging van mensenrechten in Nederland zullen de meesten onmiddellijk denken aan de Grondwet .
Die bevat de belangrijkste basisregels van onze democratische rechtsstaat, zoals het gelijkheidsbeginsel, de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst, het briefgeheim en het recht op privacy.
Bedrogen
Wie echter denkt dat de Hoge Raad de afgelopen decennia de wetgever in toom heeft gehouden, door in tal van spraakmakende arresten onze grondrechten te verdedigen tegen opportunistische wetsvoorstellen en de waan van de dag, komt enigszins bedrogen uit.
Daar kan de Hoge Raad niet zo veel aan doen: de rechter mag de wet niet aan de Grondwet toetsen. Dat staat ook in de Grondwet. De Eerste Kamer stemde onlangs in met een voorstel van Groenlinks-leider Femke Halsema om dat verbod grotendeels te schrappen, maar ik vrees dat het na de volgende Kamerverkiezingen alsnog sneuvelt.
Toetsen
Hoe zorgen wij dan de ontwikkeling van onze grondrechten gelijke tred houdt met de ontwikkelingen in de maatschappij en de techniek? Komt er wel iemand op voor onze grondrechten?
Jawel. Allereerst geldt het verbod alleen voor officiële wetten. De Hoge Raad kan andere besluiten wel toetsen aan de Grondwet, zoals algemene maatregelen van bestuur of besluiten van provincies, gemeenten en toezichthouders.
Bovendien is Nederland partij bij een aantal internationale verdragen die grotendeels dezelfde mensenrechten garanderen. En daaraan kan – en moet – de rechter alle wetten toetsen.
Straatsburg
Het belangrijkste mensenrechtenverdrag, waarvoor de juridische basis deze maand 60 jaar geleden werd gelegd, is het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De hoogste rechter in zaken over het EVRM is het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), in Straatsburg.
Uitspraken
Het afgelopen jaar leverde bovengemiddeld veel mooie uitspraken op. Denk bijvoorbeeld aan de erkenning van het recht op toegang tot een advocaat tijdens politieverhoor. De uitspraak in deze Turkse zaak zal ook de Nederlandse praktijk doen veranderen.
In een zaak tegen het Verenigd Koninkrijk stelde het Hof scherpe grenzen aan het aftappen van burgers door de Staat.
Dat deed het Hof begin december nog een keer in een zaak over de Britse landelijke dna-databank. Daarin worden voor onbepaalde tijd de gegevens opgeslagen van alle personen die met justitie in aanraking komen, ongeacht of ze ergens voor worden veroordeeld.
Het Hof vond dat duidelijk te ver gaan en herhaalde dat er een redelijk evenwicht moet worden gezocht tussen veiligheid en privacy.
Surveillancefetisjisme
Het is geen toeval dat het Verenigd Koninkrijk in dit soort zaken regelmatig in het beklaagdenbankje zit. Na de aanslagen van 9/11 en de Londense metro liep de Britse regering voorop in het introduceren van nieuwe technologische onderzoeksbevoegdheden.
Dat surveillancefetisjisme leidde onder meer tot een oerwoud aan beveiligingscamera’s en de bewaarplicht voor telecomgegevens.
De Nederlandse regering is in dit soort dossiers lang een trouwe bondgenoot van het VK geweest.
Met name in de Tweede Kamer zijn er nog een aantal fracties die last blijven hebben van staatsveiligheidsmachismo, gevoed door een gevaarlijke combinatie van technisch simplisme, kortetermijndenken en kiezersangst.
Hoewel er zelfs nu nog bevoegdheden denkbaar zijn die de Staat nog niet heeft, lijkt het erop dat het evenwicht langzamerhand wat terugkeert in het publieke debat, in elk geval in de Eerste Kamer.
Luxemburg
Ondertussen laat ook het Europese Hof van Justitie, de hoogste rechter van de EU, zich steeds vaker uit over mensenrechten in de digitale context.
Het Hof, gevestigd in Luxemburg, is onder meer de hoeder van de Europese privacyrichtlijn die ten grondslag ligt aan de Wet bescherming persoonsgegevens.
Alleen al deze week deed het Hof uitspraken over een betaalde SMS-dienst waarmee iedere Fin de belastinggegevens van zijn buurman kan opvragen en over een Duits centraal register van buitenlanders.
Bedreigen
In de SMS-zaak gaat het om een afweging tussen journalistieke vrijheid en de bescherming van persoonsgegevens: dat moet de Finse rechten verder gaan oplossen.
Maar over het gebruik van het vreemdelingenregister voor opsporingsdoeleinden was het Hof duidelijk: dat is een schending van het discriminatieverbod.
Al deze voorbeelden illustreren hoe belangrijk de Europese rechters zijn voor de eerbiediging van mensenrechten in een samenleving waarin de technologische ontwikkelingen de persoonlijke vrijheid kunnen ondersteunen, maar tegelijkertijd aanzienlijk bedreigen.
Het is te hopen dat het wetsvoorstel van Halsema het straks toch haalt en dat ook de Nederlandse rechter een volwaardige rol kan spelen in deze belangrijke ontwikkelingen.