
Olympische gedachte
Het blijft toch ongemakkelijk aanvoelen: voetbal in het kader van de Olympische Spelen. Als één sport inmiddels aardig is weggedreven van de originele olympische gedachten (alleen amateursport, meedoen is belangrijker dan winnen, 'Vriendschap, Sportiviteit, Glorie, Eer en Vrede'), dan is het ‘s werelds volkssport nummer één wel.
Aan het olympisch voetbaltoernooi doen multimiljonairs mee, spelers die voor een goed resultaat bereid zijn een tegenstander de dampkring uit te schoppen, een beslissende penalty te versieren door een beschamende schwalbe te maken of een tegenstander een rode kaart aan te naaien.
In het voetbal is meedoen helemaal niet belangrijker dan winnen. Van de olympische deugden 'Vriendschap, Sportiviteit, Glorie, Eer en Vrede' vinden voetballers er maar één belangrijk: de middelste. Eigenlijk zou speciaal voor het voetbaltoernooi een olympische vlag met één ring moeten worden ontworpen.
Glorie
Glorie, dat willen voetballers wel, al moeten ze ervoor liegen of het gedrukt staat of met een karatetrap een tegenstander onthoofden. 'Vriendschap, Sportiviteit, Eer en Vrede', daarentegen, zijn in voetbalogen zweverige lariekoek, flauwekul waar je de oorlog niet mee wint.
Mocht het voor de winst van olympisch goud noodzakelijk zijn om "je zus is een hoer" in een vijandige oorschelp te lispelen, om vervolgens op het geïrriteerde duwtje van de aangesprokene te reageren door de handen voor het gezicht te slaan en krijsend ter aarde te storten - dan doet een voetballer dat.
Begonnen
Niet voor niets is het voetbal tijdens de Spelen een beetje als de verketterde Middeleeuwse dorpsgek, die voor straf buiten de stadsmuren werd verbannen. Het voetbaltoernooi speelt zich, behalve in Londen, ook in steden als Cardiff en Glasgow af. Bovendien is het bij aanvang van de openingsceremonie al lang en breed begonnen: 48 uur voor de muziek uit.
Als de Spelen een diner zijn, en Londen de gastheer die de avond zal openen met een speech, dan zijn de voetballers de lompe pummels die voor het officiële welkom al twee mandjes stokbrood met kruidenboter soldaat hebben gemaakt en, de eerste oprispingen wegboerend, alvast bij het buffet hun borden staan vol te schuiven met voorgerechten.
Dat hele olympische gebeuren; eigenlijk horen wij van het voetbal er niet echt bij. Het is niks voor ons, we hebben dat ridderlijke niet, we zijn er te simpel voor.
B-toernooitje
Wil je de voetbalsport een beetje 'Spelen-fähig' krijgen en voetballers verleiden tot zoiets als olympisch gedrag, dan zit er maar één ding op: het evenement zo vormgeven dat spelers en voetbalpubliek het totaal onbelangrijk vinden.
Zo gezegd, zo gedaan: deelnemende spelers mogen (op drie in de praktijk meestal hoogbejaarde dispensatiespelers na) niet ouder zijn dan 23 jaar. Dan krijg je, volgens voetballogica, een B-toernooitje, een zomervoetbalkamp in de seizoensvoorbereiding.
Zo zie ik het zelf ook, zo moet ik vaststellen. Anders had ik er de televisie wel voor aangezet.
Ook een goed idee, in het kader van de olympische gedachte: de erfvijanden Engeland, Schotland, Noord-Ierland en Wales, die elkaar bij voorkeur met knotsen de schedel inslaan, dwingen om samen als Groot-Brittannië deel te nemen, een idee dat in het voetbal ongeveer net zo levensvatbaar is als FC Limburg.
Narcisten
De conclusie heeft iets pijnlijks; zodra voetbal te sportief wordt, te 'olympisch', haak ik af. De gekken, de narcisten, de Zlatans, de Ronaldo’s, de pispalen, de matennaaierij, de haat en de nijd, de excessen, het sluimerende explosiegevaar op de tribunes; wij voetbalfans hebben het nodig om bij de les te blijven. Anders vinden we er niks aan.
Naar de openingsceremonie van de Olympische Spelen kijken, maar ondertussen stilletjes verlangen naar het voetbalseizoen, het moment waarop de bajonet er weer op mag. Wat zegt het over ons?
We zijn een bedorven volkje, wij van het voetbal. De Tokkies onder de sportkijkers. Sportliefhebbers die - als het erop aankomt - meer van oorlog houden dan van sport. Rinus Michels had gelijk.