
Renske Jonkman - Zo gaan we niet met elkaar om
Als het boek opent met een motto van Jozef Stalin – 'wie bang is voor de wolven, moet uit het bos blijven’ – is de interesse helemaal gewekt. Schrijfster Renske Jonkman, de debutante die expres een hoofdstuk van haar boek in de trein achterliet, compleet met redactionele opmerkingen.
Er valt iets te zeggen over schrijvers in de spotlights – je kunt beter achter dan voor je boek staan – maar deze stunt was sympathiek en ook heel intiem.
Er wordt in roman bovendien heel wat afgetreind tussen het ouderlijk huis in Heerhugowaard en de zolderkamer op de Wallen in Amsterdam.
Gezin Friedland
Zo gaan we niet met elkaar om vertelt het verhaal van het gezin Friedland vanuit het perspectief van dochter Hazel. Jaris is haar oudere broer en Mensje haar gehandicapte jongere zusje.
Vader schildert dode diertjes en moeder kan haar schoonmaakwoede bijna niet koelen en is een gebruikster van damesblad-woorden als ‘harmonieus’ en ‘communiceren’.
Uiteraard komt ook ‘het voor je bestwil’ wel een paar keer langs. Jaris en Hazel hebben hun eigen codetaal en delen een fascinatie voor het heelal en het communisme.
Chloorpaleis
Jaris gaat in Groningen studeren en het is meer dan logisch dat Hazel daarna het chloorpaleis ontvlucht en een zolderkamer betrekt in de grote stad. Daar, zoals vrijwel in alle coming of age romans, gaan de remmen los.
Hazel slinkt tot ‘een hardnekkig overblijfsel, een residu van wat ze ooit moet zijn geweest.’ Ondertussen krijgt Jaris ‘wolken in zijn ogen en draait de wereld rondjes in zijn hoofd.’ Hij komt terug naar huis, laat een baard staan en denkt dat hij de verlosser is.
Jonkman wisselt meisjeskamerhoofdstukken af met stukken waarin de hoofdpersoon samen met haar huisgenoten Das en Keizer – twee raak getypeerde jonge ‘levensstudenten’ – genadeloos op de afgrond afstevent.
Ultieme Niets
Ze zijn op zoek naar het Ultieme Niets. ‘Iedereen rotzooit uiteindelijk maar wat aan.’ Het contrast tussen de hoofdstukken werkt vrijwel tot het einde goed. De verhaallijnen komen heel natuurlijk samen. De tweede ster
Er staan af en toe wat uitspraken in Zo gaan we niet met elkaar om die wat bedachtzaam filosofisch aandoen, maar daar ontkom je waarschijnlijk niet aan omdat Hazel nu eenmaal filosofie studeert, of althans bij die faculteit ingeschreven staat.
In de dialogen van Jonkman schemert af en toe hoopgevende briljantheid door. Ze weet de betekenis van de woorden soms net te kantelen. Je wordt aangenaam op het verkeerde been gezet.
Echo
Er is ook een scène in het boek die een paar keer terugkomt en werkt als een echo. Hazel zit met een schoolliefde gehurkt op de dansvloer. ‘Je verstaat elkaar beter als je laag bij de grond zit.’ Een goede roman resoneert in zichzelf. Nog een ster.
Jonkman heeft humor en is een goed observator. Over jeugdliefde Mart: ‘Altijd als hij zijn hand op mijn arm legde dacht ik aan verdwaalde kinderen en bejaarden, die op dezelfde manier je pols konden vastpakken als ze de weg kwijt waren. Voorzichtig maar dwingend. […] de zachte variant van een wurggreep.’
Pathetiek
Tegen het einde schuurt de tekst tegen de pathetiek aan. Jammer is dat daar niet is ingegrepen, want de voorlaatste hoofdstukken zouden stuk voor stuk een sterker einde vormen. Jonkman schetst op overtuigende wijze een tijdsbeeld.
‘Een nieuwe schrijver met talent en lef’ meldt Leon Verdonschot op de achterzijde. Muziekjournalist Verdonschot kan dan ook zijn hart ophalen aan de vele bands en nummers die in het boek een rol spelen. Renske Jonkman kan schrijven, dat is waar.
Volwassen
De constructie van Zo gaan we niet met elkaar om is volwassen. Ik rond naar boven af. De vierde ster. Ze legt namelijk meer gewicht in de debutantenschaal dan onlangs verschenen werk van internetadvocaten en zelfbenoemde seksgoden.
Nu ze ‘op leeftijd is gekomen’ ben ik benieuwd naar het volgende boek. Jonkman heeft duidelijk schrijfdrang – en ook nog iets te melden – en een tweede roman zal dus wel niet lang uitblijven.