Gemeente Den Haag biedt excuses aan voor koloniaal slavernijverleden
De gemeente laat aan NU.nl weten voorafgaand aan de excuses te hebben overlegd met Surinaamse slavernijorganisaties. Die waren eerder boos omdat Amsterdam, Rotterdam en Utrecht ze niet betrokken hadden bij de excuses van de gemeenten.
Den Haag heeft vorig jaar opdracht gegeven voor het onderzoek aan het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) in Leiden. Amsterdam, Rotterdam en Utrecht lieten die periode uit hun verleden eerder ook uitzoeken. Die gemeenten boden daarna eveneens excuses aan, net als Den Haag nu.
Van Zanen zegt zondag bij de presentatie van een onderzoek naar het slavernijverleden dat excuses "niet het onnoemelijke leed ongedaan kunnen maken dat voorouders en de voorouders van zoveel andere Hagenaars en Hagenezen is aangedaan". Tegelijk benadrukt de burgemeester "dat geen van de huidige inwoners van Den Haag schuld draagt voor de daden van Haagse inwoners en bestuurders van toen".
De Haagse burgemeester legde de link tussen het slavernijverleden en racisme nu. Het Nederlandse slavernijverleden werkt volgens hem door in dat huidige maatschappelijke probleem.
Den Haag maakte, anders dan Amsterdam en Rotterdam, niet rechtstreeks deel uit van de VOC en de WIC, de organisaties waarmee Nederland over de koloniën heerste en handelde in slaven. Tegelijk was Den Haag wel de stad van de Staten-Generaal, de stadhouders, de koningen en koninginnen.
Dat betekende dat besluiten over koloniën en slavernij in Den Haag werden genomen. Het Haagse gemeentebestuur ondersteunde het kolonialisme "waar nodig" en gemeenteraadsleden "waren financieel betrokken bij de slavernij", zeggen de onderzoekers.
Volg dit onderwerp
Ook de Haagse elite profiteerde van koloniën
Het KITLV concludeert verder dat er wel degelijk Hagenaars waren die een belangrijke rol speelden bij de slavernij. "Den Haag profiteerde van de overzeese handel doordat veel Haagse edelen en regenten aandelen hadden in de compagnieën, bewindhebbersposten bekleedden binnen de VOC en WIC, als compagniedienaren in de koloniën werkten of plantages met slaven bezaten."
Den Haag werkt tegenwoordig ook op andere manieren aan het herdenken van het slavernijverleden. Zo moet er volgend jaar in de hofstad een monument over slavernij worden onthuld. Vijf plekken zijn daarvoor in beeld: het voormalige ministerie van Koloniën, het Mauritshuis, een tuin bij Paleis Noordeinde en twee locaties op het Lange Voorhout. Bij het monument moeten herdenkingen worden gehouden.
Het is volgend jaar 160 jaar geleden dat Nederland de slavernij afschafte. De herdenking moet, in de woorden van Van Zanen, "de herinnering aan het leed dat kolonialisme en slavernij hebben veroorzaakt" een vaste plek geven in het collectieve geheugen van Den Haag.
NiNsee blij met erkenning van Caribisch slavernijverleden
Het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden (NiNsee) was aanwezig bij het uitspreken van de excuses. Voorzitter Linda Nooitmeer is vooral tevreden dat Den Haag niet alleen stilstond bij de slavernij in Suriname maar ook in het Caribisch deel van Nederland.
"Het feit dat de burgemeester dat expliciet benoemde, maakt duidelijk dat hij zich daarvan bewust is", reageert Nooitmeer tegen NU.nl. "Iedereen heeft het nu over 150 jaar sinds het echte einde van de slavernij in Suriname in 1873. Maar de tot slaaf gemaakten in het Caribisch deel van Nederland kwamen tien jaar eerder vrij, in 1863."
Van Zanen besteedde in zijn toespraak ook aandacht aan de contractarbeiders, die de tot slaaf gemaakte mensen moesten vervangen. Den Haag kent een grote Hindoestaans-Nederlandse gemeenschap. Deze mensen stammen af van de contractarbeiders uit India, Pakistan en Bangladesh.