Tamar verliet vorig jaar in de nacht van 24 op 25 juli haar woning na een discussie over bedtijd. De politie vond haar lichaam later in de berm van de Zeedijk tussen Marken en Monnickendam.

Eerder dit jaar oordeelde het Openbaar Ministerie (OM) dat een destijds 28-jarige Duitser verantwoordelijk was, maar dat hij niet had kunnen vermoeden dat sprake was van een aanrijding. De man verklaarde dat hij was doorgereden omdat hij dacht dat hij in een gat in de weg was geraakt. Hij kreeg wel een boete van het OM opgelegd omdat hij ten tijde van het ongeluk op zijn telefoon keek.

Ongevallendeskundige Willem Baan Hofman concludeerde onlangs op basis van sporen die op de weg werden gevonden dat Tamar na de aanrijding moet zijn verplaatst. Ook dat scenario is door het OM onderzocht, maar er werd geen DNA van de bestuurder van de auto op het meisje aangetroffen.

De ouders van Tamar willen nu dat een rechter de zaak bekijkt. Sébas Diekstra, de advocaat van de nabestaanden, start namens hen een zogeheten artikel 12-procedure, waarmee rechters zich buigen over de beslissing van het OM om de verdachte niet te vervolgen voor het verlaten van de plek van een ongeval.

"Dat de ouders van Tamar een artikel 12-procedure willen starten is hun goed recht", zegt Anis Boumanjal, advocaat van de verdachte, in gesprek met NU.nl. De advocaat zegt verder dat het OM een mogelijke verplaatsing van het lichaam al "grondig heeft onderzocht".

"Dat zij (de ouders, red.) niet kunnen leven met een sepot is invoelbaar, maar een artikel 12-procedure moet wel een fundament hebben. Anders vervallen de ouders van de ene teleurstelling in de andere."