
Hoe een Nederlander al in 1835 een elektrische auto ontwikkelde
Wie als eerste met een elektrisch auto experimenteerde, is in de geschiedschrijving moeilijk te achterhalen. In de negentiende eeuw waren allerlei wetenschappers in verschillende landen er druk mee bezig. Maar een van die pioniers was Stratingh. De hoogleraar Algemene, Toegepaste en Farmaceutische Scheikunde werd geboren in 1785 en bleek een bijzonder begaafd man.
Zo begon hij al op veertienjarige leeftijd met zijn studie aan de universiteit. Naast hoogleraar was hij ook ondernemer en hield hij zich onder meer bezig met het ontwikkelen van voertuigen. In 1834 bouwde hij samen met zijn assistent Christopher Becker een stoomvoertuig waarmee hij door de straten van Groningen reed. Het leverde hem lof op van onder anderen koning Willem I.
Maar Stratingh wilde meer. Hij observeerde het werk dat de Russische ingenieur Moritz von Jacobi verrichtte op het gebied van elektromotoren en zag daar potentieel in voor voertuigen. Niet lang na het bouwen van het stoomvoertuig verschoof hij zijn aandacht dan ook naar elektrische aandrijving.
Al in 1835 reed elektrische auto door straten van Groningen
Met de natuurkundige principes van Michael Faraday, die als eerste met het idee van elektromagnetische aandrijving kwam, en het werk van Von Jacobi in het achterhoofd, begonnen Stratingh en Becker aan de bouw van een elektrische voertuig. Dat was in rap tempo klaar, want al in 1835 kon Stratingh een prototype presenteren. Een jaar later reed de allereerste elektrische auto door de straten van Groningen.
Het autootje was een onbemande driewieler waarbij de achterste twee wielen werden aangedreven door elektromagneten: een boog- en staafvormige elektromagneet. Stratingh had namelijk ontdekt dat hij veel meer energie kon opwekken als hij de magneten boog. Als er stroom door de magneten liep, gingen ze elkaar aantrekken en afstoten, waardoor de staafvormige magneet begon te draaien. Die draaiende beweging zorgde ervoor dat de achterwielen werden aangedreven.
Een batterij voorzag de magneten van stroom. Hij bestond uit een oplossing van zwavel- en salpeterzuur met daarin koperen en zinken delen en dat was goed voor een stroompje van ongeveer 2 volt: net genoeg om het autootje te laten rijden.
Project van Stratingh werd na zijn dood niet voortgezet
De batterij van Stratingh was niet oplaadbaar en leverde ook niet genoeg stroom om een grotere auto met personen aan te kunnen drijven. Verder onderzoek was dus nodig, maar in 1841 stierf de Groninger op 56-jarige leeftijd, waarna zijn project niet werd voortgezet.
De elektrische auto verloor aan het begin van de twintigste eeuw rap terrein.
Stratingh was echter niet de enige die zich bezighield met elektrische auto's. Eind negentiende eeuw waren het onder meer de Franse ingenieur Gustave Trouvé en de Engelsman Thomas Parker die er óók mee aan de slag gingen. Trouvé ontwikkelde een driewieler waarop ook een persoon kon rijden en Parker bouwde met zijn Elwell-Parker Company een vierwielige auto die met zijn ontwerp meer weg had van een koets zonder paarden.
Uiteindelijk zag bijna niemand nog heil in de elektrische auto
In de vroege twintigste eeuw nam de elektrische auto een hogere vlucht. Toen was zelfs al 38 procent van alle Amerikaanse auto's elektrisch, tegenover 40 procent op stoom en 22 procent op benzine. En toch verloor de elektrische auto aan het begin van de twintigste eeuw rap terrein.
Wereldwijd werden toen grote oliebronnen ontdekt, waardoor brandstof veel goedkoper werd dan elektriciteit. Daarnaast hadden de brandstofauto's een veel grotere actieradius en een hogere topsnelheid. Ze konden bovendien sneller en gemakkelijker worden bijgetankt op lange afstanden. In die jaren lag kennelijk niemand wakker van mogelijke luchtverontreiniging.
Uiteindelijk zag bijna niemand nog heil in de elektrische auto. De verdere ontwikkeling stagneerde en benzine- en dieselauto's zouden een eeuw lang de wegen domineren. Totdat het elektrisch rijden aan het begin van deze eeuw werd herontdekt. Pioniers als Tesla en later ook Nissan maakten toen duidelijk dat een elektrische auto wel degelijk de toekomst heeft.