
Vogels en vlinders tellen in de tuin: de wetenschap is je dankbaar
Neem bijvoorbeeld de Nationale Tuinvogeltelling. Dat is het grootste wetenschappelijk project van Nederland waaraan ook burgers meedoen. Vogelbescherming organiseert de telling samen met Sovon Vogelonderzoek Nederland. Op 26, 27 en 28 januari deden bijna 140.000 mensen mee. Samen telden ze meer dan twee miljoen vogels in tuinen.
"Door de gigantische schaal zijn de data zeer bruikbaar", zegt Ruud van Beusekom van Vogelbescherming Nederland. "We kunnen in ieder geval de aantallen vergelijken met datasets van tellingen over de voorgaande twintig jaar. Je haalt er een ontwikkeling uit, bijvoorbeeld dat de spreeuw en de groenling veel minder worden geteld in tuinen."
"Dat is waardevolle informatie, want het betekent dat er iets aan de hand is in het milieu. De oorzaak kan liggen bij het verdwijnen van groen in steden, maar de vogel kan ook naar niet-stedelijk gebied trekken. Dan heb je weer andere data nodig. Wij kijken alleen naar tuinen in bebouwd gebied, stadsvogels dus. Maar de grote bonte specht was een bosvogel en die wordt nu steeds vaker in bebouwd gebied geteld."

Groot aantal deelnemers maakt meetmethode betrouwbaar
De methode achter het burgerwetenschapsproject is bedacht met Sovon Vogelonderzoek Nederland. Een half uur lang kijken de deelnemers of ze vogels in hun omgeving zien. De informatie over de getelde dieren uploaden ze daarna op de website van Tuintellingen.
De tellingen worden verricht door niet-experts. "Ondanks de gebreken levert het project bruikbare data op voor de wetenschap", zegt hoogleraar Toegepaste Statistiek Casper Albers. Volgens hem werkt het wel door in de resultaten als sommige mensen een vogel per ongeluk aanzien voor een andere, ook bij grote steekproeven. Maar een gigantisch aantal deelnemers zorgt wel voor compensatie. "Dan is er altijd nog een nuttig patroon te vinden in de data."

En hoe zit het dan met de minder grote tellingen?
Niet alle tellingen van tuintellingen zijn even grootschalig. Er zijn verschillende momenten voor tuintellingen van vogels, spinnen, vlinders, libellen, egels en mollen. De Vlinderstichting kan niet rekenen op 140.000 burgers, zoals de Nationale Tuinvogeltelling. Met bijna 7.000 tellingen is de vlindertelling veel kleiner.
"De vogeltelling is bekender en bestaat al langer", zegt Nora Thierry van de Vlinderstichting. "De populariteit van het dier bepaalt het aantal deelnemers. Vlinders zijn nog niche ten opzichte van vogels. Het begrip vogelaar kennen we bijvoorbeeld al langer. Tuintellingen heeft ook een libelletelling, die is nog veel kleiner."
Wat is dan nog het nut van zo'n tuintelling? "Na de landelijke vlindertelling in juli zien we dat mensen zich opgeven als vrijwilliger", zegt Amber van Amsterdam van de Vlinderstichting.

Nieuwe vlindersoorten
Ook is elke tuintelling - hoe klein ook - nog steeds relevant voor onderzoek naar diersoorten in tuinen. "We weten door de tuintellingen dat er soms nieuwe vlindersoorten opduiken in tuinen. De kleine keizersmantelvlinder was voorheen veel minder aanwezig in tuinen. Dit jaar opeens wel. Dat is superinteressant om te zien", zegt Thierry.
Daarnaast is er een indirecte waarde voor de wetenschap, zegt statisticus Albers. Door dit soort projecten raken meer mensen betrokken en geïnteresseerd in de wetenschap. "Het zou kunnen dat een achtjarig kind mede door het tuintellingproject later besluit biologie te gaan studeren."
Om het de deelnemers makkelijk te maken tijdens de algemene tuinteldagen, selecteert de Vlinderstichting een aantal makkelijk te herkennen vlindersoorten, zodat iedereen kan meedoen. Voor de echte kenners is er een ander platform: Jaarrond Tuintelling.
De eerstvolgende tuintelling is op 11 en 12 februari. Dan telt Nederland mollen.
NUjij: Uitgelichte reacties